Geniet u van uw solden? De makers ervan veel minder
Intimidatie, gedwongen overwerk, lage lonen en chronische armoede. Dat is het leven van de Cambodjaanse textielarbeiders die misschien ook uw soldenartikelen in elkaar naaiden. De Tijd dook maanden in Cambodja's harde textielindustrie.
Techniek: Raphael Cockx
Bij een naamloos gebouw in een buitenwijk van Phnom Penh staat een raam open. Samen met vakbondsactivist Sot Chet, die ons naar hier heeft meegenomen, kijken we naar binnen. Het is er donker, slecht verlucht en zo smerig dat het stof en het vuil overal aan vast lijkt te plakken. Een vrouw met een mondkapje kijkt terug, een man werkt gestaag verder. ‘Hoe gaat het daar?’ roept Sot Chet naar het tweetal. ‘Is het warm? Kun je wat werken tussen al dat vuil?’ Er komt geen reactie. Voor het raam liggen schoenzolen. ‘Skechers’ staat erop, een Amerikaans schoenmerk dat wereldwijd in honderden winkels wordt verkocht.
Enkele straten verderop vinden we nog meer loodsen. De deuren zijn groot, de bedrijfsnamen nergens zichtbaar. In één van die gebouwen verzorgen vrouwen het verf- en knipwerk van kinderkleding; blauwe t-shirts met kleurrijke opdrukken. Er hangt een geur van lijm en verf, en hoewel het pas 10 uur ’s ochtends is, is het bloedheet en stoffig in het gebouw. De ramen hangen vol spinnenwebben. De vrouwen kijken bezorgd. ‘Vooral ‘s middags is het hier vreselijk warm’, zegt één van hen.
‘Subcontractors’ zijn het. Onderaannemers. Bedrijven die officieel niet bestaan, maar deelproducten maken voor een grote fabriek in Cambodja die de eindproducten naar het buitenland exporteert. De Cambodjaanse werkgeversorganisatie GMAC ontkent het bestaan van deze ondergrondse economie, maar we kunnen tijdens onze zoektocht doorheen het land tientallen voorbeelden opsporen. Arbeidsexperts vermoeden dat het aantal onderaannemers in de honderden loopt, variërend van één persoon op een klein kamertje tot meer dan honderd mensen in een loods.
Onderaannemers
De onderaannemers zijn deel van Cambodja’s textielindustrie. Met meer dan 600 legale fabrieken, 700.000 arbeiders en een exportwaarde van 5,7 miljard dollar (80% van Cambodja’s totale export) is de textielindustrie Cambodja’s grootste informele werkgever. Via merken als C&A, H&M, Adidas, Gap, Levi Strauss en het eerdergenoemde Skechers komen in Cambodja gemaakte kleding en schoenen massaal in Europese en Amerikaanse winkels terecht.
Voor de arbeiders is de fabriek van levensbelang, horen we tijdens onze tientallen gesprekken met werknemers. Vaak zijn ze jong van school gegaan en verdienen ze een inkomen voor hun arme families op het platteland. De industrie zit echter vol mistoestanden. Werknemers van illegaal opererende onderaannemers werken vaak in zeer onhygiënische fabrieken en zonder enige bescherming van de arbeidswet. Maar ook bij officiële fabrieken zijn er grote problemen. Arbeiders worden er gedwongen tot overwerk, vallen flauw op de werkvloer en hebben vaak te weinig inkomen om iedere dag een voedzame maaltijd te kopen. Zo’n 43,2 procent van de arbeiders lijdt aan bloedarmoede, 15,7 procent heeft ondergewicht, aldus de Internationale Arbeidsorganisatie.
Beloftes na bloedbad
In 2014 leek het de goede kant op te gaan met Cambodja’s textielindustrie. Nadat een massastaking eindigde in een bloedbad met zeker vijf doden, eisten mensenrechtenorganisaties en kledingmerken verandering. Vertegenwoordigers van onder meer H&M, Puma en Gap hadden een ontmoeting met de vicepremier en de minister van Handel van Cambodja. Die beloofden verbeteringen. Een jaar later is er echter weinig veranderd, merken we.
Reacties kledingmerken
In reacties zeggen verschillende merken onderhandelingen voor een beter loon en betere werkomstandigheden te steunen.
Gap: “Wij geven om de vrouwen en mannen die onze kleding maken. Wij hebben regelmatig aangedrongen op het creëren van een dialoog om de loonzorgen van de arbeiders te bespreken.”
H&M: “Er is geen twijfel over dat iedere textielarbeider genoeg zou moeten verdienen om een fatsoenlijk leven te hebben. Het verhogen van de lonen is een gedeelde verantwoordelijkheid en vereist samenwerking van alle belanghebbenden.”
Puma: “Wij monitoren onze leveranciers regelmatig om te kijken of aan onze arbeidseisen wordt voldaan. Elke overtreding van de arbeidswet wordt opgenomen in het verslag. De fabriek moet de bevindingen dan binnen een bepaalde tijd corrigeren.”
C&A: “C&A ziet eerlijke en veilige werkcondities als prioriteiten in Cambodja. C&A heeft verschillende activiteiten ondernomen om positieve verandering in Cambodja te beweegstellen. C&A blijft nauw samenwerken met de Internationale Arbeidsorganisatie om fabrieken te monitoren en ervoor te zorgen dat alle partijen progressie boeken.”
‘Ik denk dat de merken daar toch wat zijn misleid’, zegt Mu Sochua, parlementslid van Cambodja’s oppositiepartij Cambodian National Rescue Party en een prominent strijdster voor mensenrechten. Volgens haar is dat te wijten aan de overheid, die niets om de arbeiders geeft. ‘De regering beschouwt hen als oppositie, maar dit zijn mensen die geen andere keuze hebben dan in de fabriek te werken. De minister heeft de merken beloftes gedaan. Nu daar niets van terechtkomt, zouden ze hem daarop moeten aanspreken.’
De internationale druk leidde wel tot een hoger minimumloon van 100 naar 128 Amerikaanse dollar per maand, 8 dollar boven de armoedegrens die enkele weken voor de loonsverhoging door de overheid op 120 dollar per maand was gezet. Maar de vakbonden hadden 177 dollar geëist. Ze verwezen daarvoor naar een rapport, in opdracht van de Cambodjaanse overheid nota bene, dat een loon tussen 157 en 177 dollar voorstelde. De verbetering werd aanvankelijk positief onthaald. Maar tegelijkertijd zijn op veel plekken de huur-, elektriciteits- en voedselprijzen omhoog gegaan. Ook hebben fabrieken het overwerk verminderd. Minder overwerk beetekent minder lange werkdagen, maar is voor de arbeiders vaak cruciaal om hun salaris aan te vullen tot een leefbaarder niveau. Minder overwerk betekent minder inkomen, waardoor arbeiders klagen dat ze ondanks de loonsverhoging niet meer krijgen uitbetaald dan een jaar geleden.
Zo ook Bun Makara (30). Zonder overwerk verdient ze 135 dollar per maand. 50 dollar stuurt ze naar haar familie, 30 dollar heeft ze nodig voor huur, water en elektriciteit. Er blijft weinig over. ‘Als ik niet elke dag overwerk is het niet genoeg’, vertelt ze. ‘Daarom hebben we vorig jaar gedemonstreerd voor meer lunchgeld. Nu krijgen we voor de lunch 50 dollarcent per dag. Daar kun je hier één appel voor kopen!’
Kledingbedrijven zeggen goede arbeidsomstandigheden te steunen en te vertrouwen op Better Factories Cambodia (BFC), een programma van de Internationale Arbeidsorganisatie met toegang tot honderden fabrieken waar inspecties worden uitgevoerd. De macht van BFC blijft echter beperkt. Voor vervolgacties is BFC namelijk aangewezen op inspecteurs van het Cambodjaanse ministerie van Arbeid, die volgens verschillende bronnen massaal worden omgekocht en bij inspecties vaak niet verder komen dan het kantoor van de fabrieksleiding.
Ontslagen wegens vakbond
Op tientallen plekken in Cambodja merken we dat het leven van de textielarbeiders die misschien ook uw solden in elkaar naaiden, nog altijd bijzonder hard is. ‘Heel wat collega’s zijn zwak en oververmoeid,’ vertelt Lim Phally die bij Eastern Industrial Enterprise werkte, een fabriek die onder meer voor C&A en Charles Vögele werkt. ‘Ik denk dat er zeker drie keer per week iemand flauwvalt. Als dat gebeurt, mag je even rusten, maar dan moet je weer aan de slag.’
In januari kregen Phally en enkele collega’s op staande voet hun ontslag. Ze wilden zich aansluiten bij de Collective Union of Movement of Workers, een onafhankelijke vakbond, om zo een vuist te maken tegen de slechte werkomstandigheden. ‘Ik had net een nieuw contract getekend, maar werd van de ene op de andere dag weggestuurd. Het enige wat ik wilde was opkomen voor mijn rechten.’ Collega Song Oudom valt haar bij. ‘Ik heb 3,5 jaar telkens een contract voor drie maanden ontvangen. Daarmee zetten ze je onder druk. Soms werkten we tot middernacht door, terwijl de werkdag officieel om 16.30 uur eindigt. Toen ik lid werd van de vakbond, kwam de manager naar me toe. ‘We willen geen vertegenwoordigers van die bond in onze fabriek. Je bent ontslagen’, zei hij.’
Eastern heeft enkele ontslagen arbeiders inmiddels weer aangenomen, maar een rapport van Human Rights Watch laat zien dat kortetermijnscontracten gebruikelijk zijn in Cambodja, ook als mensen al jaren voor dezelfde baas werken. Op die manier is het voor fabrieken eenvoudig van arbeiders af te komen als ze bijvoorbeeld zwanger zijn of zich met protesten bemoeien. De korte contracten creëren een sfeer van angst. Arbeiders vrezen hun baan te verliezen als ze kritiek uiten of overwerk weigeren.
Inspecteurs omkopen
Juridische experts zeggen dat de Cambodjaanse arbeidswet goed genoeg is om dergelijke schendingen te voorkomen. ‘Maar fabrieken kiezen er bewust voor de wet niet te volgen’, zegt Chhorn Sokha, arbeidsrechtenspecialist bij Community Legal Education Center, dat zich inzet voor textielarbeiders. ‘Het is voor hen eenvoudiger een inspecteur om te kopen dan de wet te volgen. Ze gebruiken de wet alleen als machtsmiddel tegen de arbeiders. Bijvoorbeeld door een staking illegaal te noemen omdat de juiste procedure niet is gevolgd.’
Op een bloedhete ochtend vinden we Din Bopha aan de poorten van de Meroson Factory, aan de rand van Phnom Penh. Ze kookt van woede. Drie dagen eerder legde ze samen met haar collega’s het werk neer en ze denkt er niet aan de staking te beëindigen. Vechtend tegen de tranen, vertelt de kledingmaakster wat haar zo kwaad maakt. ‘De managers hebben geen enkel respect voor ons. Ze betalen de wettelijke bonussen niet uit, geven je zonder reden ontslag, dwingen je iedere dag twee uur over te werken en als je te lang op het toilet zit, spreken ze je erop aan. ‘Moest dat zolang duren? Er moet gewerkt worden!’ zeggen ze dan.’
Elders in Phnom Penh staart Vom Chamry somber voor zich uit. ‘Het liefst zou ik stoppen en terug gaan naar het platteland’, zegt de kledingmaakster. ‘Maar daar zijn geen banen, dus moet ik hier wel blijven.’

Als voorzitter van de vakbond Collective Union of Movement of Workers (CUMW) zet Pav Sina (34) zich ondertussen met hart en ziel in voor de belangen van Cambodjaanse textielarbeiders. Een soms bikkelharde strijd.
Hoe lastig is het om als onafhankelijke vakbond in Cambodja te werken?
“We worden vaak tegengewerkt. Onze mensen worden gediscrimineerd en ontslagen, en na de staking in januari 2014 heeft de rechtbank de bewegingsvrijheid van verschillende vakbondsleiders ingeperkt. Het is mij niet meer toegestaan demonstraties te leiden en arbeiders te ontmoeten. Ook moet ik me iedere maand bij de politie melden.”
Houdt u zich daar aan?
“Ik ben nog steeds bij bijna ieder protest aanwezig. Toen ik onlangs een protestmars leidde, belde de politie om te vragen wat ik deed. Ik heb toen geantwoord dat het mijn recht was om te praten, te wandelen en mijn werk te doen.”
Cambodja heeft een lange historie met geweld tegen vakbondsmensen. Houdt dat u bezig?
“Ik houd overal rekening mee. Detenties, schietpartijen en executies zijn allemaal niet nieuw in Cambodja. In 2013 werd ik vaak bedreigd, maar dat heeft mij geen moment gestopt. Als de arbeiders er beter van worden, ben ik bereid alles te doen.”
Er is een minimumloon van 128 dollar per maand. Is dat genoeg?
“Het voldoet niet aan de eisen. Ik vind dat het op zijn minst 150 dollar hoort te zijn, maar de fabrieken en de overheid denken niet aan de belangen van de arbeiders.”
Tijdens protesten gebruiken uw leden spandoeken met leuzen staan als ‘H&M starves the workers’. Waarom is dat?
“De merken plaatsen de orders, zij verdienen het meeste geld. Ik wil niet alleen meer horen dat de merken betere omstandigheden willen voor de arbeiders, ik wil daden zien. Zij moeten het mogelijk maken dat de fabrieken de omstandigheden verbeteren.”

Een textielarbeidster snijdt een voorontwerp van een jurk uit in het atelier van Annelyse Helmy.
Maar het kan ook anders. “Wat wij maken is niet goedkoop”, zegt Annelyse Helmy, de eigenaresse van het in Phnom Penh gevestigde Anne Noelle. “Maar onze kleding is van hoge kwaliteit, het is uniek en het is op een verantwoorde wijze gemaakt.”
3,5 jaar geleden besloot Helmy het anders te doen dan de grote fabrieken. De Australische begon een klein bedrijf dat zich specialiseerde in het maken van bruidsjurken, avondjurken en eerlijke kleding voor boetiekwinkels. Allen op een duurzame manier gemaakt en met respect voor de kledingmaaksters.
Haar personeel werkt zelden meer dan 40 uur per week, heeft 47 vakantiedagen per jaar en kent een startsalaris van 150 dollar per maand, inclusief bonussen. “Voor mij is het belangrijk dat je als bedrijf goede werkomstandigheden hebt”, vertelt Helmy. “Dat betekent stabiliteit, trainingsmogelijkheden, een nette werkplek, een goed salaris en een chef die je met respect behandelt.”

Een van de arbeidsters bij Anne Noelle in bruidskledij
In Australië werkte Helmy jarenlang in de mode-industrie. Het leidde tot een haat/liefde verhouding. “Ik houd van design en creativiteit, maar tegelijkertijd zie ik hoe destructief deze hele industrie is voor de mensen en het milieu. Je kunt niet een 5 dollar shirt maken zonder dat er iets of iemand wordt beschadigd. Consumenten zouden voor verbetering moeten pleiten. Zij kopen de producten, zij hebben de macht om verandering in gang te zetten.”
Sinong Hourt werkt sinds twee jaar bij Anne Noelle. Een paar jaar geleden zat ze in een fabriek achter de naaimachine. “Ik verdien nu het dubbele van wat ik toen kreeg en hoef veel minder uren te werken”, vertelt ze lachend. “Het werk is hier wel moeilijker, maar hier is geen overwerk, ik heb hier meer vrijheid en als ik nu een keer mijn werk niet afkrijg, wordt de baas niet direct kwaad op mij.”
Hoe deze longread tot stand kwam
Voor dit verhaal zochten we tussen december 2014 en mei 2015 tientallen mensen op in Cambodja’s textielindustrie: vakbondsleiders, mensenrechtenadvocaten, politici, activisten, werkgeversorganisaties, analisten en grote kledingmerken.
Met name rondom Phnom Penh – waar het grootste deel van de textielindustrie zich heeft geconcentreerd – legden we tientallen bezoeken af aan de uitgestrekte industrieterreinen en waren we verschillende keren getuige van demonstraties en stakingen. Veel arbeiders schroomden niet hun ervaringen met ons te delen, maar fabriekseigenaren, beveiligingsagenten en autoriteiten boden regelmatig weerstand en probeerden ons werk verschillende keren te verhinderen. Zo werden we meermaals door veiligheidsagenten weggestuurd en kregen we scheldtirades over ons heen.
Het Cambodjaanse Ministerie van Arbeid was, ondanks eerdere toezeggingen, niet bereid tot commentaar.
Verder lezen?
- Human Rights Watch: ‘Work faster or get out’.
- ILO / Better Factories Cambodia. High levels of anemia, food insecurity among Cambodian garment workers.
- Clean Clothes Campaign: Living wage in Asia.
- Labour Behind The Label / Community Legal Education Center: Shop ‘til they drop.
Uit veiligheidsoverwegingen zijn de namen van enkele arbeiders gefingeerd. Dit verhaal kwam tot stand met steun van het Fonds Pascal Decroos voor Bijzondere Journalistiek.