Interactief
De druk op land en omgeving in Vlaanderen wordt met de dag groter. De betonstop lijkt onbetaalbaar, boeren en natuur komen elkaar continu tegen en ook bedrijven zoeken vruchteloos naar ruimte. De Tijd brengt de ongeziene versnippering in kaart en toont hoe we gedoemd zijn om te botsen over grond.
Door Olaf Verhaeghe, Thomas Segers, Thomas Roelens en Raphael Cockx 17 Februari 2023
In het gevecht om ruimte rollen de spierballen harder dan ooit. Alles en iedereen zoekt een plekje, maar de puzzel op de juiste manier leggen blijkt hoe langer hoe moeilijker. In een welvarende en snel groeiende regio als de onze moeten en bevolking en natuur en landbouw en industrie met elkaar verzoend worden.
Telkens weer duiken dezelfde vragen op. Wie of wat mag een groter deel van Vlaanderen innemen? Wat willen we morgen minder of helemaal niet meer? En vooral: is een evenwicht tussen alle belangen nog haalbaar?
Om in te schatten waar we naartoe kunnen, moeten we eerst kijken wat er vandaag is. Huizen en tuinen, akkers en bossen, industriezones en recreatiedomeinen, alles ligt kriskras door elkaar.
Dat blijkt uit de landgebruikkaart van de Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO), die op een schaal van 10 bij 10 meter toont waarvoor het Vlaamse land in 2019 werd gebruikt. Zelfs als je uitzoomt en elke vierkante kilometer volgens het dominante type inkleurt, blijft de kaart een onwaarschijnlijk kleurboek.
Door alle stukjes van hetzelfde kleur samen te brengen, krijg je een beter beeld van het grond- en landgebruik in Vlaanderen. Niet alleen wat de grootteordes van de verschillende types betreft, maar evenzeer hoe de verschillende activiteiten en invullingen zich ten opzichte van elkaar verhouden.
Concreet kunnen de bijna 14.000 vierkante kilometer die onze regio rijk is, opgesplitst worden in 18 afgebakende categorieën.
Het grote aandeel landbouwgronden valt op. De akkers voor groenten, fruit en boomgaarden zijn goed voor meer dan 30 procent van de totale oppervlakte van Vlaanderen.
Alle percelen netjes naast elkaar vanaf de Franse grens levert een akker op die heel West-Vlaanderen en een aanzienlijk deel van Oost-Vlaanderen omvat.
Tellen we ook de oppervlakte die landbouwgebouwen zoals stallen en loodsen innemen, dan is de sector goed voor 31,2 procent van het Vlaamse grondgebied.
Alle graslanden samen - zowel de weiden voor koeien als het gras in bermen en op oevers van rivieren - zijn goed voor nog eens 20 procent. Daarbij wordt geen onderscheid gemaakt tussen natuurlijk gras en het grasland dat landbouwers gebruiken.
De bossen, struiken, heides, duinen en andere natuur beslaan samen met water net geen 16 procent van Vlaanderen.
Alle open ruimte - natuur, akkers én grasland samen - is goed voor tweederde van het Vlaamse oppervlak. De rest is ingenomen voor allerhande activiteiten.
Leggen we alle huizen en tuinen naast elkaar, dan beslaan ze 12,6 procent van Vlaanderen...
...terwijl de weg- en spoorweginfrastructuur samen met luchthavens iets meer dan 6 procent bedekken.
De overige categorieën - waar onder meer industrie, ruimte voor handel en diensten, maar ook andere functies zoals recreatiegebied onder vallen - zijn telkens beperkt tot 3 procent of minder.
De veelheid aan landgebruikstypes op de beperkte ruimte brengt in Vlaanderen een resem uitdagingen met zich mee. Van het bewaken van openheid in dichtbevolkte gebieden over de toekomst voor ondernemingen en industrie tot het beperken van negatieve effecten op mens en milieu: geen van die vraagstukken kan losgemaakt worden van hoe Vlaanderen is ingekleurd.
Huizen, appartementen en tuinen bedekken een achtste van het Vlaamse landoppervlak, een cijfer dat blijft stijgen. De helft van het woongebied ligt op 330 meter of minder van open ruimte.
Met almaar kleinere huishoudens en vooral almaar meer inwoners is de uitdaging iedereen onderdak te bieden pertinent. Het gebouwenpark van vandaag kan die evolutie onmogelijk bijbenen. Tegelijk moet de Vlaamse bouwshift - ook betonstop genoemd - het verder aansnijden van open ruimte tegengaan. Of en hoe die betonstop betaald kan worden, is de vraag.
Bouwen om te wonen is in Vlaanderen veruit de grootste motor van het oplopende ruimtebeslag. Tussen 1990 en 2021 werd ruim 60.000 hectare aan woongebied bijkomend bebouwd, blijkt uit cijfers van het statistiekbureau Statbel. Dat is 5,5 hectare per dag. De jongste jaren ligt het tempo wat lager, maar de bebouwing blijft toenemen.
Het gevolg: de kernen van gemeenten breiden verder uit en de randstad wint terrein. Minder en minder gebieden kunnen als landelijk worden bestempeld. Bovendien gaan ook daar duizenden hectares aan open ruimte verloren. Ruimte die elders nooit in dezelfde mate gecompenseerd kan worden.
Verdichten op goed gelegen locaties is volgens experts de sleutel: op een plaats waar vroeger één gebouw of huis stond slimmer, kleiner en veelal ook hoger bouwen om meer woongelegenheden te creëren. Tegelijk bescherm je open ruimte, of kan je nieuwe groene aders aanleggen.
Hoezeer de verdichting ook als oplossing naar voren wordt geschoven, in de praktijk is daarvan nog weinig te merken. Verkavelingen en nieuw bebouwde linten blijven opduiken ten koste van open ruimte, terwijl actiegroepen zich luidkeels verzetten tegen herontwikkelingen of projecten met vier bouwlagen.
Nog tweederde van de oppervlakte van Vlaanderen bestaat uit akkers, grasland en natuur. De helft van het akkerland ligt op minder dan 200 meter van bos, water of heide. Die nabijheid levert vaker en vaker problemen op.
Van de oververhitte stikstofdiscussie tot de kopzorgen over het mestactieplan: landbouwers en natuurorganisaties lagen het afgelopen jaar meermaals in de clinch. Vorige week reageerde de Boerenbond als door een wesp gestoken op de aankoop van landbouwgrond door het Agentschap Natuur en Bos, dat die wil bebossen. Ook de Vlaamse regering botste al meermaals over dossiers waar boeren en natuur elkaar tegenkomen.
De oppervlakte aan grasland in Vlaanderen gaat het snelst achteruit: tussen 2013 en 2019 verdween meer dan 20.000 hectare, die veelal omgezet werd in akkers en woningen. Een toename van bos is er amper, zelfs niet op de langere termijn. In vergelijking met begin jaren 90 is er in Vlaanderen zelfs minder bos. Landbouwinfrastructuur en -gebouwen daarentegen groeien wel en komen almaar dichter bij stukjes natuur te liggen.
De intensievere vorm van landbouw - minder maar grotere bedrijven - waarnaar de sector is geëvolueerd vormt een uitdaging voor de natuur. Boeren ondernemen, telen en kweken vaker op een boogscheut van bos, heide of water en hebben ontegensprekelijk een impact op het milieu. De strengere regelgeving om de natuurgebieden te beschermen, zowel lokaal als vanuit Europa, maakt haalbaar boeren vlakbij natuur bovendien moeilijker.
De bocht naar biologische landbouw neemt maar een kleine minderheid. In 2021 lieten amper 621 op de meer dan 23.000 land- en tuinbouwbedrijven zich als bioboer typeren. Eind 2021 maakt bio 1,6 procent van het volledige landbouwareaal uit.
Dat betekent niet dat de vele duizenden andere landbouwers en veetelers zonder respect voor de natuur in hun omgeving omgaan. De goede wil is er vaker wel dan niet, maar het ontbreekt aan een doordacht stappenplan of beleid waarin gezond ondernemen op het platteland en het beschermen van groen, bos en natuur op elkaar zijn afgestemd. In combinatie met rechtsonzekerheid en vergunningszorgen lijkt het erop dat boer en natuur nog wel even blijven botsen.
Industrie- en bedrijventerreinen zijn goed voor amper 3 procent van het Vlaamse landgebruik. Maar ze zitten zo verspreid dat ze altijd wel iets of iemand tegenkomen. Ruim de helft van het woongebied ligt op minder dan 200 meter, een kwart van de natuur op 300 meter of minder.
Industrieterreinen, maar ook bedrijfsgronden en recreatiezones zijn schaars en gegeerd. Bij de ontwikkeling ervan botsen ondernemers voortdurend op obstakels. Of het nu om een luchthaven, een elektriciteitscentrale, een hoogspanningslijn, een winkelcentrum of een voetbalstadion gaat: het lijkt allemaal vast te lopen op hoe dicht iemand woont of hoe nabij bos en natuur zich bevinden. Dat het effectief kan mislopen, bewezen de pfas- en Umicore-zaken, waarbij omwonenden werden blootgesteld aan te hoge concentraties chemische stoffen.
Vaststaat dat in Vlaanderen de voorbije decennia veel industriële bebouwing is bijgekomen. In 2021 was bijna de helft meer industrie- en bedrijfsgrond bebouwd dan in 1990, blijkt uit Statbel-gegevens. In absolute cijfers gaat het om een groei met bijna 15.000 hectare. Alleen de bebouwing voor wonen nam sneller en forser toe.
Op enkele grotere clusters zoals de havens van Antwerpen, Zeebrugge of Gent na valt vooral op hoe verspreid die gronden en bebouwing liggen. Ruim de helft van het woongebied in Vlaanderen bevindt zich op minder dan 200 meter van grond voor ‘industrieel gebruik’. Daarnaast wordt ook de afstand tussen bedrijventerreinen en bos of andere natuur almaar kleiner. Afhankelijk van de specifieke activiteit heeft die nabijheid vanzelfsprekend een impact, van vervuilende uitstoot over lozingen tot lawaaihinder.
Door die impact en nabijheid wordt de regelgeving almaar strenger en worden vergunningsprocedures langer en complexer. Tegelijk rijzen vragen over de volksgezondheid en natuurbescherming en -ontwikkeling. De botsende belangen gooien almaar vaker zand in de economische motor van Vlaanderen.
Waarvoor de grond an sich gebruikt wordt of wat erop wordt gebouwd, zegt niet alles. Alle types landgebruik moeten tegenover elkaar worden beschouwd. Daar knelt nog een schoentje: Vlaanderen is bijzonder fel verhard en uitermate versnipperd.
Het ruimtebeslag bedraagt al meer dan 33 procent, blijkt uit het recentste Ruimterapport van de Vlaamse overheid. Daaronder vallen alle huizen en gebouwen, maar ook straten en oprijlanen en zelfs tuinen en voetbalvelden. Bijna de helft van dat ruimtebeslag is effectief gebetonneerd. Beide cijfers lopen almaar verder op, een evolutie waar voorlopig geen einde aan komt.
Als het om grondgebruik gaat, is Vlaanderen daarnaast een lappendeken als geen ander. Landbouw en natuur zijn dan wel dominant qua oppervlakte, ze liggen her en der verspreid en worden voortdurend doorkruist door linten van woningen en wegen.
Nergens in Europa is de druk van de versnippering zo groot en uitgesproken als in onze contreien, leren Europese cijfers. Meer dan 80 procent van Vlaanderen kent een hoge of zeer hoge versnipperingsgraad. Van grote, aaneengesloten gebieden van hetzelfde gebruikstype is amper sprake. In de Vlaamse Ruit is de problematiek het meest uitgesproken, maar op de Westhoek en kleinere delen van Limburg na ontsnapt geen enkele regio aan die verregaande opdeling.
Eén ding lijkt zeker: keuzes moeten worden gemaakt, hoe moeilijk ook. De druk op land is gigantisch, net als de gevolgen voor mens, dier en plant. Van de impact van droogte en wateroverlast over de luchtvervuiling en stikstofneerslag tot pfas-verbindingen in het water en dichtslibbende wegen.
De grond en wat erop gebeurt, botsen voortdurend. Dat lijkt nog wel even zo te blijven. Van alles altijd maar meer willen, lukt niet op de vierkante kilometers die Vlaanderen telt. Daarvoor hebben we er te weinig.