Had de afschaffing van de opkomstplicht een effect? De eerste data tonen dat vooral minder werd gestemd in gemeenten die armer en dichtbevolkt zijn, of veel inwoners tellen met een migratieachtergrond of een lage opleiding. Leeftijd lijkt niet te spelen.
Door Bart Haeck en Thomas Roelens 14 Oktober 2024
Meer dan 1,8 miljoen Vlamingen mochten zondag stemmen, maar vonden het niet de moeite. Voor het eerst hadden ze daar wettelijk ook het recht toe, omdat de Vlaamse regering-Jambon de opkomstplicht heeft afgeschaft.
Is dat veel? Belangrijk om weten is dat ook in de tijden van opkomstplicht lang niet iedereen in het stemhokje kwam opdagen of geldig stemde. Zes jaar geleden bracht een op de acht al geen geldige stem uit door zich niet te melden in het kiesbureau, of blanco of op papier ongeldig te stemmen.
Zondag verdrievoudigde die groep. Alles samen stemde een op de drie Vlamingen niet. Een van de grote vragen is of dat de verkiezingsresultaten vertekende. In het debat op de openbare omroep VRT claimde Antwerps PVDA-boegbeeld Jos D'haese zondagavond dat vooral zijn kiespubliek - armer en diverser dan gemiddeld - niet is komen opdagen. N-VA-voorzitter Bart De Wever zei dat volgens zijn indruk veel ouderen, die doorgaans conservatiever stemmen, thuisbleven.
Wie heeft gelijk? Voor een grondige analyse zijn uitgebreide kiezersonderzoeken nodig, die tijd vragen. Toch is op basis van de uitslag van zondag al een eerste analyse mogelijk, namelijk door het sociaal-economisch profiel van de Vlaamse gemeentes naast de lokale opkomst te leggen.
Volg de resultaten per gemeente en provincie op onze site.
Volg het nieuws en de analyses in ons dossier over de gemeenteraadsverkiezingen.
Een eerste les is het verschil tussen de stad en het platteland. In kleine gemeentes, zoals het West-Vlaamse Mesen, het Vlaams-Brabantse Bever of het Limburgse Voeren, gingen meer dan acht op de tien inwoners stemmen. De uitschieters aan de andere kant, waar maar nipt meer dan de helft ging stemmen, zijn opvallend stedelijker, zoals Vilvoorde, Eeklo en Wemmel.
Dat beeld wordt bevestigd wanneer de 300 Vlaamse gemeenten volgens hun bevolkingsdichtheid worden ingedeeld in vijf groepen. In de dunstbevolkte groep bracht 67 procent van de kiezers een stem uit. In de dichtsbevolkte groep zakt dat percentage naar 62 procent.
Achter de gemiddeldes gaan soms aanzienlijke verschillen schuil, die wellicht te maken hebben met lokale factoren. In Ninove, waar een historische overwinning van het Vlaams Belang op het spel stond, ging 73 procent stemmen.
Een blik op de centrumsteden leert dat mogelijk ook iets anders speelt. De stedelijke opkomstkampioen is Leuven, gevolgd door Gent. Dat het om twee universiteitssteden gaat, suggereert dat er een link is met het gemiddelde opleidingsniveau van de inwoners.
Dat ook in gemeentes in het Leuvense, zoals Bierbeek, Oud-Heverlee en Herent, meer kiezers kwamen opdagen, versterkt dat vermoeden. Ook wanneer de Vlaamse gemeentes - dit keer op basis van dit criterium - opnieuw in vijf groepen worden opgedeeld, houdt de correlatie stand.
Dat enkele steden het goed doen, verandert niets aan de algemene conclusie dat in het algemeen de opkomst in stedelijk gebied lager lag dan elders. Hoe komt dat?
Een eerste verklaring lijkt in migratie te liggen. Waar veel kiezers met een migratieachtergrond wonen, gingen beduidend minder mensen stemmen. Het verklaart mogelijk de moeilijkheden om in Vlaanderen een moslimpartij uit de grond te stampen.
Zelfs in Vilvoorde stemde maar 56 procent. Dat verbaast, omdat de Brusselaar Fouad Ahidar er campagne voerde en zich uitdrukkelijk richtte op de allochtone gemeenschap. Toch vertaalde zich dat niet in een grote mobilisatie.
Een andere conclusie is de kloof tussen arme en rijke gemeenten. De 20 procent gemeentes met het hoogste gemiddelde inkomen per inwoner kende zondag een groter dan gemiddelde opkomst. Bij de armste gemeentes was het net omgekeerd.
Het patroon wordt bevestigd als andere economische data naast de opkomstcijfers worden gelegd, zoals de kans op kansarmoede of welk deel van de lokale bevolking werkloos is. Als veel kiezers het financieel moeilijk hebben in een gemeente, werd er zondag minder gestemd.
'Het patroon sluit aan bij wat je traditioneel vaststelt', zegt politicoloog Herwig Reynaert (UGent). 'Onderzoek leert dat hoe lager mensen op de sociaal-economische ladder staan, hoe minder vaak ze stemmen. Ook de link met de afkomst speelt doorgaans, al is het maar omdat niet-Belgen zich moeten registreren om te stemmen, wat de barrière nog groter maakt.'
“Onderzoek leert dat hoe lager mensen op de sociaal-economische ladder staan, hoe minder vaak ze stemmen.”
Herwig Reynaert
Politicoloog UGent
Dat de verstedelijking de betrokkenheid van de kiezer schaadt, was in de jongste lokale verkiezingen ook in Nederland merkbaar, zegt hij. Toen ging de helft stemmen, maar in grote steden lag de opkomt maar rond 35 à 40 procent.
'Mensen gaven als reden op dat ze de lokale partijen of politici niet meer kenden. Er speelde vervreemding. Het is een argument in de discussie over gemeentefusies. Er valt iets te zeggen voor grotere gemeentes omdat ze aan bestuurskracht winnen, maar er kan ook een nadeel ontstaan qua betrokkenheid.
Traditioneel gaan ook vrouwen minder vaak stemmen dan mannen, maar dat is op gemeentelijk vlak moeilijk te checken. Minder duidelijk is volgens Reynaert of ook jongeren zondag afwezig zijn gebleven. 'Er zijn indrukken dat het zo was, maar dat moet onderzocht worden.'
De gemeentelijke analyse levert op dat punt geen resultaten op. Het aanvoelen van De Wever dat ook oudere kiezers afhaakten, is niet meteen terug te vinden in de verschillen tussen gemeenten met een jongere of oudere bevolking. Ook het vertrouwen dat burgers zeggen te hebben in hun lokale overheid correleert nauwelijks met de opkomst.
Vlaams minister van Binnenlands Bestuur Hilde Crevits (CD&V) benadrukte afgelopen weekend dat ze de gevolgen van de verdwenen opkomstplicht wil onderzoeken. In het Vlaams regeerakkoord is die evaluatie voorzien voor alle nieuwe regels rond de lokale verkiezingen