Mijn Geld
De laadcapaciteit voor elektrische wagens in de publieke ruimte en op winkel- en bedrijfsparkings in Vlaanderen groeit maand na maand fors. Elke gemeente heeft vandaag publiek toegankelijke laadpalen, de globale doelstellingen van de overheid zijn binnen handbereik.
Door Olaf Verhaeghe, Raphael Cockx en Thomas Roelens 23 Maart 2024
Onder impuls van een snel vergroenende bedrijfswagenmarkt, van fiscale maatregelen en van Vlaamse premies voor particuliere kopers stoomt de elektrische auto door. Samen met de groei van het aantal e-auto's op onze wegen neemt ook het aantal laadpalen in het straatbeeld en op parkings van bedrijven razendsnel toe.
Nooit eerder was de groei van de publieke laadinfrastructuur zo groot als in 2023, leert een analyse door De Tijd op basis van cijfers van het Vlaamse Departement Mobiliteit en Openbare Werken. Ook in de eerste weken van dit jaar gaat de installatie van nieuwe laadpalen voort. De combinatie van een lokaal 'paal volgt wagen'-beleid, projectsubsidies voor bedrijven die hun laadpalen publiek beschikbaar maken en een toenemende interesse bij grote exploitanten liggen aan de basis van die groei
Alles samen telt Vlaanderen 33.615 publiek beschikbare laadpunten. Dat totaal valt uiteen in enerzijds publieke en anderzijds semipublieke laadpalen. De eerste zijn op elk moment van de dag en voor iedereen toegankelijk, bij de tweede is dat niet noodzakelijk het geval. Het gaat om laadpalen op parkings van bedrijven, winkels of sportclubs. De voorwaarde is dat ze minstens tien uur per dag bereikbaar zijn voor het grote publiek.
Het hoofddoel van publieke laadinfrastructuur is garanderen dat wie niet privé kan laden, zich zonder zorgen door Vlaanderen kan bewegen. Ook voor mensen met een elektrische wagen, maar zonder oprit of garage, moet laden even normaal en makkelijk worden als tanken.
De totale publieke laadinfrastructuur is intussen over heel Vlaanderen verspreid. Oorspronkelijk werden de laadpunten vooral in de kernen van steden en gemeenten geïnstalleerd. Maar hoe langer hoe meer komen ze ook langs gewestwegen en op snelwegparkings.
De volledig publieke laadpalen zijn goed voor zo'n 30 procent van alle stopcontacten. Eind januari stond de teller op 10.166, leren de cijfers van de Vlaamse overheid. In vergelijking met begin 2021 is dat aantal meer dan verdubbeld.
Naast de beschikbaarheid van een laadpaal speelt ook het vermogen en dus de laadsnelheid een belangrijke rol. Normale laders, goed voor een vermogen tot 22 kW, maken nog altijd de bulk van het publieke laadaanbod uit. Net geen 95 procent van alle laadpunten heeft zo'n beperkt vermogen. Een batterij volledig opladen vraagt er wel al snel 4 à 6 uur.
De snelle en ultrasnelle - waar laden veelal binnen het halfuur tot een uur kan - zijn nog zeldzamer, maar het aantal installaties loopt de jongste maanden snel op. In vergelijking met eind 2022 kwamen er meer dan 1.000 snellere laders bij, goed voor meer dan een verdubbeling in een jaar.
De laadcapaciteit wordt niet uitgedrukt in het aantal palen, wel in laadequivalenten. Hoe zwaar een specifiek station doorweegt, hangt samen met de laadsnelheid en de toegankelijkheid. Tegen 2025 mikt de overheid op minstens 35.000 laadequivalenten. Dat doel lijkt meer dan haalbaar, zeker omdat de komende maanden nog tal van goedgekeurde projecten gerealiseerd worden.
Voor elke stad of gemeente in Vlaanderen werd een lokale nood of laadbehoefte ingeschat. Parameters als het aantal inwoners, het doorsnee inkomen, het autobezit en de mogelijkheid tot privéladen werden daarbij in rekening genomen. Met 106 steden en gemeenten loopt ruim een op de drie al voor op de 'gewenste' laadcapaciteit. De helft van de Vlaamse gemeenten heeft minstens driekwart van die nood al ingevuld.
De stad Antwerpen spant qua publieke laadinfrastructuur de kroon in Vlaanderen. Alles samen heeft Antwerpen ruim 3.200 laadpunten op zijn grondgebied staan, goed voor 2.630 laadequivalenten. Andere centrumsteden als Gent, Brugge, Mechelen en Hasselt volgen zowel in aantal laadpalen als in aantal laadequivalenten op vrij ruime afstand.
Op provincieniveau hebben Antwerpen en West-Vlaanderen de grootste laadcapaciteit. Samen met Limburg loopt West-Vlaanderen ook voor op de lokale behoefteanalyse van de overheid. Kijken we naar het gemeenteniveau, dan springt vooral de publieke laadinfrastructuur in de Vlaamse steden en de randstedelijke gemeenten in het oog. In de plattelandsgemeenten is het publieke laadaanbod, ondanks een forse spurt de voorbije maanden, verder van de ingeschatte noden verwijderd.
Hoewel het aantal palen in Vlaanderen sneller groeide dan het aantal elektrische auto's dreigt volgens EV Belgium, de sectorfederatie van bedrijven in de elektromobiliteit, niet meteen een overaanbod. Volgens voorzitter Jochen De Smet begint de grote uitdaging zelfs nu pas. 'Vanaf dit jaar komen er een kleine 200.000 elektrische wagens bij op onze wegen. Daarvoor zal nog heel wat extra publieke laadcapaciteit nodig zijn. Zeker in de steden moeten we evolueren naar grootschalige laadpleinen', klinkt het. 'De tijd van losse, verspreide exemplaren op het trottoir is voorbij.'
Kies hieronder een gemeente om ze in de grafiek te zien en beweeg over een van de bolletjes voor meer details.
Om het aantal (semi)publieke laadpunten in Vlaanderen te bepalen baseren we ons op de publieke kaarten en data van het Departement Mobiliteit en Openbare Werken van de Vlaamse overheid. De Nederlandse organisatie Eco-Movement verzamelt die gegevens maandelijks.
Terwijl een gewone laadpaal met een beperkt vermogen (tot 22 kW) goed is voor één laadequivalent, gaat het bij snellere varianten (tot 150 kW) om vijf laadequivalenten. De laadpalen met een vermogen van 150 kW of meer zijn goed voor tien equivalenten. Die formule, die ook door de overheid wordt gebruikt, passen we toe om de bestaande laadstations om te rekenen naar laadequivalenten.
Publieke laadpalen zijn voor iedereen met een elektrische wagen en op elk moment van de dag toegankelijk. Bij semipublieke varianten is dat niet het geval. Die zijn niet 24 uur op 24 en 7 dagen op 7 bereikbaar of kunnen alleen door een selecte groep bestuurders of door een specifiek merk van elektrische auto's worden gebruikt. Om als semipubliek laadpunt mee te tellen moet het minstens 10 uur per dag - ook in het weekend - bereikbaar zijn voor bestuurders. De Vlaamse overheid houdt in haar cijfers geen rekening met de Tesla-superchargers, hoewel die sinds vorig jaar toegankelijk zijn voor alle automerken.
De bijdrage van semipublieke laadpunten aan de totale som van de laadequivalenten is beperkt tot de helft van hun vermogen. Een semipublieke lader met een vermogen van 22 kW telt bijvoorbeeld voor 0,5 laadequivalent in plaats van 1 bij publieke laadpunten.
Voor het aantal wenselijke laadequivalenten in 2025 baseren we ons op de behoefteanalyse die Vlaams minister van Mobiliteit Lydia Peeters (Open VLD) in maart 2022 bekendmaakte.