Duizenden olie- en gasinstallaties in de Noordzee worden niet meer gebruikt en achtergelaten, met vervuiling en andere gevaren tot gevolg. De Tijd en buitenlandse media brachten dat kerkhof in de Noordzee voor het eerst in kaart.
Door Lars Bové en Stephanie De Smedt 20 Mei 2023
In het Britse deel van de Noordzee staat op zo'n 500 kilometer van de Schotse kust een olieplatform dat vanop de zeebodem 240 meter hoog is, ruim dubbel zo hoog als het Atomium. De vier poten en de betonnen basis van het Dunlin Alpha-platform wegen ruim 342.000 ton en kunnen 838.200 vaten olie stockeren. Sinds 1978 zijn er meer dan 522 miljoen vaten olie opgepompt. Maar de productie is intussen al bijna acht jaar gestopt.
Dunlin Alpha is een van 62 gas- en olieplatformen in de Noordzee die niet meer actief zijn. Het gaat om bijna een op de tien olie- en gasplatformen. Tegen 2031 zal dat aantal nog fors oplopen, tot in de honderden ongebruikte platformen. Het grootste deel ligt in de Britse wateren. Het Verenigd Koninkrijk zou in de toekomst zo'n 306 platformen moeten opruimen, Nederland 192 en Noorwegen 136.
Het Dunlin Alpha platform. Foto: Fairfield Energy
Het is internationaal verplicht 'dode' platformen volledig af te breken, maar vaak is dat zo duur en complex dat eigenaars die klus uitstellen of de toelating krijgen van de bevoegde landen om grote delen achter te laten in de zee.
Het kerkhof in de Noordzee is groter dan alleen die boorplatformen. Volgens internationale afspraken moeten alle aangeboorde putten definitief worden gedicht met cementpluggen en moeten pijpleidingen worden schoongespoeld en in de zeebodem worden begraven. Maar er liggen ook nog zo'n 8.500 kilometer aan ongebruikte pijpleidingen. Dat is 20 procent van alle leidingen in de Noordzee. Er zijn ook bijna 23.000 ongebruikte boorputten, of liefst 85 procent van alle putten.
23.000 85% van de ooit aangeboorde putten in de Noordzee blijft vandaag ongebruikt achter.
Die inactieve infrastructuur staat het vaakst in het Britse deel van de Noordzee, gevolgd door de Noorse en Nederlandse delen, en in veel mindere mate in de Deense en Duitse delen.
Dat blijkt uit The North Sea Investigations, een onderzoek van De Tijd en buitenlandse media in landen die aan de Noordzee grenzen. Met het Nederlandse Follow The Money en de Noorse omroep NRK hebben we voor het eerst in kaart gebracht welke olie- en gasinfrastructuur in de Noordzee staat, wat nog in gebruik is en wat al lang opgeruimd had moeten worden.
Dit artikel is de aftrap van The North Sea Investigations, een meerjarig internationaal onderzoek naar de botsende belangen op de Noordzee. Samen met onderzoeksjournalisten uit andere landen die aan de Noordzee grenzen, waaronder de Nederlandse nieuwssite Follow the Money en de Noorse omroep NRK, zet De Tijd de komende tijd de tanden in de publieke en de private interesses op de Noordzee.
We verzamelden data uit allerlei officiële registers, die we bewerkten en analyseerden met computerprogrammeerscripts en verrijkten met data uit handelsregisters. Want er heerst veel onduidelijkheid over wat precies in de Noordzee ligt. Verschillende instanties houden afwijkende lijsten bij. Geen ervan is compleet en de definities verschillen niet alleen per land, maar ook per instantie.
De Noordzee lijkt misschien een lege ruimte, maar ligt in werkelijkheid vol met infrastructuur...
...zoals ruim 700 boorplatformen en tienduizenden andere installaties rond die platformen.
Voor de verbinding tussen al die infrastructuur zorgt zo'n 43.000 kilometer aan pijpleidingen.
De honderden platformem halen hun olie en gas uit bijna 27.000 boorputten.
Maar veel oude infrastructuur wordt achtergelaten en wordt niet (volledig) verwijderd, zoals bijna 10 procent van alle boorplatformen.
Ruim 8.500 kilometer pijpleiding wordt niet meer gebruikt.
En ruim 85 procent van de boorputten is volgens de officiële registers verlaten.
Bij het boorplatform Dunlin Alpha is nog geprobeerd de levensduur te verlengen. Toen de oliereus Shell in 2008 de Dunlin-infrastructuur aan Fairfield Energy verkocht, hoopte dat Britse bedrijf het platform na investeringen voorbij 2025 te kunnen gebruiken. Maar al in 2015 bleek het meer dan 100 miljoen dollar te kosten om de onderzeese infrastructuur te vervangen en dat vond de operator niet rendabel genoeg, met de gezakte olieprijs.
In juni 2015 stopte de productie dan maar. Probleem: bij de installatie van het platform in 1977 hadden de ontwerpers niet bedacht hoe het gevaarte ooit terug naar land zou moeten drijven, hoewel ze wisten dat het platform maar 25 jaar levensvatbaar was.
Het bovenstuk van het platform, dat uitsteekt boven de zee, is vorig jaar verwijderd. Maar het betonnen onderstel, dat meer dan 150 meter hoog is, wil de eigenaar achterlaten in de Noordzee. In aan de Britse overheid overgemaakte documenten argumenteert de operator dat een afbraak veertig jaar duurt en technisch te moeilijk is, terwijl een studie zou aantonen dat de gevolgen voor het milieu meevallen.
Maar vooral het prijskaartje om alles af te breken, lijkt de belangrijkste reden om alles achter te laten. Alleen al het verwijderen van het bovenste, veel kleinere deel van het platform en de aanpalende structuren, kostte de operator honderden miljoenen Britse ponden.
De plannen leiden tot diplomatiek getouwtrek, waarbij ook België betrokken is. We vernamen dat de Britse toezichthouder, de Offshore Petroleum Regulator for Environment (OPRED), overweegt toe te laten dat de betonnen onderstructuur van 342.000 ton blijft staan.
Maar navraag bij minister van de Noordzee Vincent Van Quickenborne (Open VLD) leert dat België samen met Duitsland, Nederland, Spanje, Zweden en de Europese Commissie verzet heeft aangetekend bij het VK. Dat verhoogt de internationale druk, maar er zijn geen rechtsmiddelen om een afbraak af te dwingen, zeker niet sinds het VK geen lid meer is van de Europese Unie. Na een internationaal overleg kan het VK toch doordrukken dat het betonnen bouwsel in de Noordzee blijft staan.
Het standpunt van België is zelfs dat er een vooringenomen studie is gemaakt om het onderstel te laten staan. Ons land heeft nog andere bezwaren. Zo zijn er nog te weinig technologische oplossingen overwogen om het Dunlin-platform toch te kunnen ontmantelen. Er zou ook te weinig informatie worden vrijgegeven over wat precies allemaal in zee zou achterblijven. En het zou een vraagteken zijn of het platform wel voldoende is onderhouden en binnenin is schoongemaakt.
We zien van een boorplatform doorgaans alleen de indrukwekkende bouwwerken boven water.
Maar onder de zeespiegel liggen vaak nog tientallen pijpleidingen, boorputten en apparatuur die tegen zeer hoge kosten ook verwijderd moeten worden...
...zoals onderzeese installaties en putten die niet meer worden gebruikt.
Bovendien liggen er zowel tussen de verschillende onderdelen van een platform als tussen het platform en het vasteland kilometers aan pijpleidingen.
En dan zijn er nog de andere onderdelen van een installatie die bijvoorbeeld moeten dienen om leidingen te beschermen.
Het dossier rond Dunlin Alpha wijst volgens Van Quickenborne op een fundamenteel probleem: landen in wier zeegebied zo'n infrastructuur staat, gaan te snel akkoord om die niet volledig te ontmantelen.
Daarom pleit België voor een verstrenging van de OSPAR-afspraken tussen 15 landen en de Europese Commissie om de Noordzee en de Noordoostelijke Atlantische Oceaan te beschermen. België wil dat in die OSPAR-regels minder uitzonderingen mogelijk zijn op het basisprincipe dat een volledige ontmanteling verplicht is.
'Ons standpunt is dat een volledige ontmanteling altijd de regel moet zijn, en dat de vervuiler betaalt. Er worden te snel kosten- en haalbaarheidsargumenten ingeroepen om niet volledig te ontmantelen', zegt Van Quickenborne.
'De prijs mag geen argument zijn, want op voorhand was geweten dat het project ooit zou eindigen en dus moet worden ontmanteld. De technologische haalbaarheid is soms wel een terechte issue. Maar als een land gemakkelijk ontheffingen verleent, dan verdwijnt een belangrijke drijfkracht om te investeren in die technologie. Daartegen verzet België zich.'
'Alle vervuiling die in een ander deel van de Noordoostelijke Atlantische Oceaan wordt veroorzaakt, vervuilt ook het Belgische deel van het zeegebied.'
Minister van de Noordzee
Waarom bemoeien we ons met wat zich in de rest van de Noordzee afspeelt? Ons land is maar bevoegd voor 0,5 procent van de Noordzee. 'Vervuiling laat zich niet tegenhouden door maritieme grenzen', antwoordt Van Quickenborne. 'Alle vervuiling die in een ander deel van de Noordoostelijke Atlantische Oceaan wordt veroorzaakt, vervuilt ook het Belgische deel van het zeegebied. Oude infrastructuur laten staan is een vorm van vervuiling.
'Zo'n constructie is een enorme combinatie van beton, metaal, plastic en tal van andere stoffen. Binnenin zitten nog eens minerale oliën en andere gevaarlijke en schadelijke stoffen.'
'Wat op zee overblijft, komt vroeg of laat los en belandt in het mariene milieu. Die vervuiling moet zo veel mogelijk worden vermeden. Daar komt bij dat overbodige constructies een beter gebruik van de ruimte in de zee in de weg staan van. Ze kunnen ook scheepvaartongevallen en andere incidenten veroorzaken.' Iets wat militair ongetwijfeld ook hoog op de agenda staat, gezien de drukke duikbotentrafiek in de Noordzee.
Dunlin Alpha is niet eens het grootste boorplatform dat in de Noordzee wordt achtergelaten. De elektriciteit voor het platform stroomde via een 23 kilometer lange kabel vanuit een ander platform van Shell: Brent Charlie. Het is van de zeebodem tot aan de top zo'n 300 meter groot, bijna zo hoog als de Eiffeltoren. De productie werd er in maart 2021 stopgezet.
Het Brent olieveld bestond uit vier platformen. Foto: Shell
De Zwitsers-Nederlandse groep Allseas verwijdert dit jaar het topgedeelte van Brent Charlie. Ze zet daarvoor het grootste werkschip ter wereld in. De Pioneering Spirit heeft een 400-koppige bemanning en kost 2 miljoen euro per dag. Brent Charlie is het zwaarste offshoreplatform tot nog toe dat in één keer wordt weggetild. Eerder gebeurde dat al voor de aanpalende platformen Brent Delta (in 2017), Bravo (2018) en Alpha (2020), die al langer inactief waren.
Ook de onderstellen van die vier platformen wil Shell in zee achterlaten. Ook toen die in de jaren zeventig werden gebouwd, was amper nagedacht over de latere ontmanteling. Dat is Shell pas beginnen te doen in 2006. Het onderstel van de Brent Alpha is van staal en weegt amper 30.000 ton, maar de andere Brent-platformen hebben gigantische betonnen fundamenten en tanks die elk 300.000 ton wegen. Ze bevatten nog zo'n 11.000 ton olie die kan vrijkomen.
Shell toont in een promotiefilmpje hoe het de vier Brent platformen uit gebruik wil nemen.
Daarom heeft België samen met andere landen en de Europese Commissie ook verzet aangetekend bij het VK voor het achterlaten van die drie betonnen onderstellen.
Het valt af te wachten of het VK bij zijn voornemen blijft om de onderstellen van de Brent-platformen te laten staan. Shell merkt op zijn website fijntjes op dat de Britse overheid aan die platformen ook stevig heeft verdiend: meer dan 20 miljard Britse pond (ruim 23 miljard euro) aan belastingen.
De uitkomst van het Brent-dossier, dat nu al enkele jaren aansleept, wordt toonaangevend voor de rest van het kerkhof in de Noordzee. Volgend jaar moet een internationale werkgroep onder leiding van Duitsland en Nederland een uniforme methode uitwerken voor soortgelijke gevallen, nu en in de toekomst.
Ook onze Noorse collega-journalisten van de omroep NRK onderzochten in hun deel van de Noordzee gigantische platformen die eeuwig in de Noordzee zullen achterblijven. Al bijna twintig jaar geleden, in 2004, stopte na 27 jaar de productie van de Frigg-gasplatformen, genoemd naar een mythologische godin. Ze stonden zowel in het Noorse als het Britse deel en werden uitgebaat door het Franse Elf Aquitaine (nu TotalEnergies).
De afbraak van de bovenstukken en de stalen onderkant van enkele platformen begon al meteen in 2005, maar twee betonnen onderstellen staan er nog altijd. Niet alleen omdat de verwijdering mensenlevens dreigde te kosten, ook omdat het 2,5 miljard Noorse kronen (ruim 216 miljoen euro) extra zou kosten.
Het Frigg platform zoals dat er vandaag uitziet
De Noorse autoriteiten geven toe dat de Frigg-platformen aantonen dat al bij het ontwerpen van gigantische platformen moet worden nagedacht over de latere verwijdering. Maar de komende jaren volgen sowieso nog meer gevallen. Het 254 meter hoge Statfjord A-olieplatform, dat ook in het Noorse deel van de Noordzee staat, zal er in 2027 de brui aan geven. De vraag is of het Noorse energiebedrijf Equinor ook het onderstel van 304.000 ton, waarvan 183.000 ton beton, in zee achterlaat.
Er staan miljarden euro's op het spel. De Europese Commissie schatte in 2021 dat de geplande opruimwerken in de Noordzee tussen 2020 en 2030 zo'n 30 miljard kosten. Het grootste deel, 17 miljard, is voor rekening van het VK. De kosten voor Nederland zijn geschat op, 2,6 miljard, voor Noorwegen op 9,7 miljard en voor Denemarken op een kleine 0,5 miljard. En na 2030 loopt het prijskaartje, zeker voor de Britten, nog veel hoger op.
De vaak moeilijke weersomstandigheden op zee en de soms grote afstanden tussen de infrastructuur drijven de kostprijs op. Analisten van het Noorse onderzoeksbureau Rystad Energy berekenden dat de prijzen voor ontmanteling hier ruim dubbel zo hoog uitvallen als in pakweg Zuidoost-Azië. Door de onvoorspelbaarheid van de werken zijn de budgetten vaak ook ontoereikend. Het werkelijke prijskaartje is gemiddeld 76 procent hoger dan het budget, leert een Britse studie.
De rekening komt maar gedeeltelijk bij de olie- en gasbedrijven terecht. De overheden van de Noordzeelanden - dus de belastingbetalers - draaien voor het grootste deel van de opruimkosten op. Omdat die staten aandeelhouder zijn in winningsoperaties en/of door gunstige belastingregels in die landen. In Nederland komt ongeveer 73 procent van de kosten bij de overheid terecht. In Noorwegen is dat 78 procent en in het VK 40 à 75 procent.
Zo laat de Britse belastingwet een belastingaftrek voor de ontmantelingskosten toe. Als in een bepaald jaar meer wordt betaald voor zo'n ontmanteling dan er winsten zijn gemaakt, kan het bedrijf ook nog belastingen van de vorige jaren terugvorderen.
78 % De Noorse belastingbetaler betaalt meer dan driekwart van de kosten voor de ontmanteling van platformen in het land.
Voor de Brent-platformen vonden we daarover een berekening die Shell zelf maakte: alleen al in 2020 kon Shell nog 67,5 miljoen Britse pond aan belastingen terugvorderen. Ook voor de betrokken landen is het dus aanlokkelijk om het afbreken zo lang mogelijk uit te stellen of niet te verplichten.
Naast Shell blijkt uit ons dataonderzoek dat de ongebruikte infrastructuur en putten vooral in handen zijn van nog andere grote, oude fossiele bedrijven, zoals BP, Equinor en TotalEnergies.
Een wetenschappelijke studie bij tientallen verlaten gasplatformen in de centrale Noordzee toonde al aan dat de uitstoot van broeikasgassen er veel groter is dan ingeschat. Als inactieve putten niet permanent worden afgesloten, kunnen ze gas, maar ook methaan lekken. Bij slecht schoongemaakte oliepijpleidingen kunnen olieresten de zee vervuilen.
De betrokken bedrijven argumenteren dat het net goed zou zijn voor de natuur om de installaties te laten staan. Grote betonnen constructies zijn kunstmatige riffen geworden waarrond zich ecosystemen hebben gevormd, zoals mossel- en oesterbanken en broedplekken voor vogels. 'Waarom ruimt Shell niet gewoon al zijn 'rotzooi' op? Domweg alles slopen is niet altijd de beste oplossing voor mens en milieu', schrijft Shell op zijn website.
Dat het ecologisch beter zou zijn booreilanden en andere infrastructuur in de Noordzee achter te laten, is een vals argument.
Biologisch oceanograaf
'Dat het ecologisch beter zou zijn booreilanden en andere infrastructuur in de Noordzee achter te laten, is voor mij als biologisch oceanograaf een vals argument', zegt Filip Volckaert, professor in de evolutionaire en mariene biologie aan de KU Leuven. 'Het is een gemakkelijkheidsoplossing, omdat de afbraakfase enorm veel kost. Het is de verantwoordelijkheid afwimpelen op de maatschappij. Het houdt ecologisch geen steek om dat 'kerkhof' achter te laten in de Noordzee en er te laten wegroesten, zelfs niet een deel ervan. Dat is je reinste kortetermijndenken.'
'Je mag de problematiek niet tot het probleem van een bepaald platform beperken, je moet het geheel overschouwen', zegt Volckaert. 'Het bedreigt op lange termijn de open ruimte, met ongeziene ecologische gevolgen. Zowel in aantal als in omvang is de infrastructuur die wordt achtergelaten in de Noordzee indrukwekkend. Zeker de infrastructuur die op stelten op de zeebodem staat. Het is de verantwoordelijkheid van de bedrijven die ze hebben gebouwd om ze na hun investerings- en exploitatiefase af te breken.'
'Natuurlijk zal ook de afbraak tijdelijke schade veroorzaken. Dieren en organismen in de oceaan zijn erg gevoelig voor het lawaai dat ermee gepaard gaat. Maar alles achterlaten veroorzaakt een veel grotere ecologische druk', zegt Volckaert.
'Je wijzigt een omgeving die zulke structuren oorspronkelijk niet kende. Voorstanders argumenteren dat ze een rif vormen en bescherming bieden aan vissen. Maar zelfs als bepaalde soorten van de achtergelaten structuren profiteren, zijn het doorgaans eerder opportunistische soorten die er opduiken, net zoals aan land. Aan het einde van de rit blijven we achter met een minder kwalitatieve biodiversiteit.'
'Als heel wat infrastructuur boven de zee uitsteekt, is dat zeker niet de biotoop die typische zeevogels verkiezen. En onder water vermijden sommige vissen, zeker grote walvisachtigen, zulke zones', zegt Volckaert. 'De kwaliteit van de natuur vermindert als je naast de booreilanden ook windmolens, drijvende zonnepanelen, artificiële eilanden en andere infrastructuur achterlaat. Die obstakels vormen bovendien een gevaar voor de navigatie.'
'De Noordzee staat al onder zware druk: andere grote problemen zoals overbevissing, vervuiling en de catastrofale opwarming hebben een meetbare invloed. En dus zeggen veel mariene ecologen nee. De natuur verdient meer inspraak.'
In het Belgische deel van de Noordzee liggen geen ongebruikte olie- en gasplatformen. Er zijn wel al 399 windturbines gebouwd. Die zijn nog actief. Maar wat als ze einde termijn zijn, naar verwachting vanaf midden jaren dertig?
In principe moeten de windmolens en de funderingen in de Belgische Noordzee, met zo'n 3.500 km2 groter dan elke Vlaamse provincie, volledig worden verwijderd tot 2 meter onder de zeebodem. Maar nu al gaan stemmen op om een deel van de funderingen toch te laten staan. Federaal minister voor de Noordzee Vincent Van Quickenborne (Open VLD) countert dat: 'Als het zover is, is het uitgangspunt die infrastructuren te verwijderen. De milieuvergunning en de domeinconcessies voorzien daarvoor in financiële garanties.'
De concessies voor windparken zijn toegekend voor dertig jaar. De oorspronkelijke termijnen van twintig jaar zijn overal met tien jaar verlengd. De regel is dat de uitbaters binnen die termijn de infrastructuur weer moeten ontmantelen. Daarvoor zijn ze wettelijk verplicht provisies aan te leggen. Momenteel wordt gerekend op 750.000 euro per turbine, of zo'n 300 miljoen euro in totaal. De vraag is of dat genoeg is. Kritische stemmen hekelen dat de kosten een pak hoger kunnen oplopen als met alles rekening wordt gehouden.
Aan de windmolens is ook transmissie-infrastructuur verbonden, zoals de Modular Offshore Grid van de stroomnetbeheerder Elia. Die is sinds september 2019 actief en staat op zo'n 40 kilometer van onze kust. Er is ook de Nemo Link, een 140 kilometer lange hoogspanningskabel waarmee Elia in België en zijn Britse evenknie National Grid sinds 2019 elektriciteit kunnen uitwisselen.
De Modular Offshore Grid van Elia
Daarnaast liggen in ons deel van de Noordzee vijf datakabels en drie actieve gaspijpleidingen, waaronder de 235 kilometer lange Interconnector-gaspijplijn tussen Zeebrugge en het Britse Bacton, die al in 1998 van start ging.
Er zouden ook nog wat stokoude, ongebruikte telecomkabels rondslingeren. Het gaat over telecomkabels die al ouder zijn dan een wet van 20 januari 1999, die dan pas het mariene milieu in de Belgische zeegebieden beschermde. Van Quickenborne bevestigt dat 'nog geen initiatieven zijn genomen' om die in onbruik geraakte telecomkabels te verwijderen. 'Daarvoor is de juridische situatie minder duidelijk. Maar als die kabels in de weg liggen van infrastructuur die nu wordt gebouwd, zoals windmolenparken, krijgt de vergunninghouder wel toestemming ze te knippen of te verwijderen.'
Interactieve grafieken: Follow the Money. Productie: Raphael Cockx