Interactief

Van debat tot decreet: de Vlaamse parlementaire prestaties uitgespit

De een is zo goed als onzichtbaar in het parlement, de ander bestookt de ministers met een lawine vragen en nog een derde spreekt het liefst in elk debat een woordje mee. Een jaar voor de verkiezingen lijst De Tijd de activiteiten van de leden van het Vlaams Parlement op en gaat na wie daarin uitblinkt.

Door Olaf Verhaeghe, Daan Bleus, Raphael Cockx en Thomas Roelens 9 Juni 2023

Wat maakt een verkozen politicus tot een goed parlementslid? De vraag tien keer stellen, levert tien uiteenlopende antwoorden op. Voor volksvertegenwoordigers is er geen lijstje met vaste criteria of af te vinken scorekaart. Alleen de beoordeling op verkiezingszondag doet er voor de leden van het halfrond echt toe.

Toch is met de druk van de peilingen het belang van zichtbaarheid en persoonlijke populariteit niet te onderschatten. Om op nationaal vlak electoraal te scoren, lijkt het zaak de krantenkoppen te halen. Tegelijk blijft zo een groot deel van het werk dat parlementsleden verrichten onder de radar. Wat de media haalt, is slechts het tipje van de ijsberg.

Exact een jaar voor de verkiezingen duikt De Tijd in de activiteiten van het Vlaams Parlement. Voor elk van de 124 Vlaamse Parlementsleden verzamelden we alle mogelijke cijfers voor de huidige zittingsperiode (2019-2024). Het spreekt voor het Vlaams Parlement dat het transparante cijfers geeft. De verouderde website van het federale parlement biedt die data niet, waardoor eenzelfde oefening onmogelijk is.

De impact van de politici laat zich nooit volledig meten in de som van alle uitgesproken woorden of de hoogte van de stapel ingediende documenten. Toch schetsen de data een objectief beeld van wat de volksvertegenwoordigers in de praktijk doen.

CD&V heeft de meeste ijverige parlementsleden

In de eerste plaats stellen parlementsleden een regering aan, die ze vervolgens moeten controleren. Dat doen ze op twee manieren: door tussen te komen in een actueel debat of door schriftelijke of mondelinge vragen te stellen. De Tijd zette beide uit in een grafiek.

Elk debat waar de volksvertegenwoordiger minstens één keer het woord vroeg en kreeg, telt als één 'mondelinge tussenkomst'. Parlementsvoorzitter Liesbeth Homans wordt omwille van haar specifieke rol buiten beschouwing gelaten. De helft van de parlementsleden mengde zich tot nu toe minstens 205 keer in een debat, zij staan aan de rechterkant van de grafiek

Ook op basis van het aantal vragen, los van de manier waarop die werden gesteld, kan het Vlaams Parlement in twee worden gedeeld. Wie bovenaan staat, vuurde in deze legislatuur zeker 254 vragen af. Wie onder de lijn duikt, komt daar niet aan. Let wel: een vrij simpele schriftelijke vraag krijgt in onze analyse evenveel gewicht als een uitvoerige interpellatie.

De combinatie van de twee parameters zorgt voor een vierdelig parlement. Gaande van vragenstellers tot debaters, ijverige volkstegenwoordigers die het beide doen en de passieve parlementsleden die weinig van zich laten horen.

Rechtsonder vinden we een groep babbelaars terug: parlementsleden die relatief vaak aan het woord komen, maar qua aantal gestelde vragen eerder beperkt acteren. Fractieleiders als Wilfried Vandaele (N-VA) en Björn Rzoska (Groen) behoren tot die categorie, vooral door hun tussenkomsten in de plenaire vergaderingen.

Parlementairen als Tinne Rombouts (CD&V), Andries Gryffroy (N-VA), Leo Pieters (Vlaams Belang) en Katia Segers (Vooruit) komen dan weer veelvuldig aan het woord in de commissies. Parlementsleden als Bruno Tobback (Vooruit) en Marino Keulen (Open VLD) doen het zowel in de commissies als in de plenaire.

Het kwadrant linksboven bevat die volksvertegenwoordigers die focussen op het stellen van - veelal schriftelijke - vragen. Zij bevragen de ministers een stuk vaker dan het leeuwendeel van hun collega's maar komen een pak minder aan het woord.

De West-Vlaamse N-VA'ers Bert Maertens en Cathy Coudyser springen binnen die groep meteen in het oog. Verder een resem parlementairen van Vlaams Belang, zoals Filip Brusselmans, Carmen Ryheul, Els Sterckx en Kristof Slagmulders en twee vrouwen van Open VLD, Mercedes Van Volcem en Gwenny De Vroe.

De groep rechtsboven kunnen we als de meest ijverige parlementairen bestempelen: zij stellen bovengemiddeld veel vragen en nemen bovendien vaker dan de anderen het woord.

In deze categorie kunnen we onmogelijk rond CD&V-verkozenen heen. Brecht Warnez stelde deze legislatuur al meer dan 1.400 vragen aan de regering, al waren dat voor 90 procent schriftelijke exemplaren. Zijn partijgenoot Katrien Schryvers moet met 1.325 gestelde vragen, waarvan ruim 950 schriftelijke, niet veel onderdoen. Bovendien kwam zij in meer dan 660 debatten aan het woord. Ook Loes Vandromme en Robrecht Bothuyne vallen op.

Van andere partijen in het Vlaams Parlement vinden we commissiebijter en recordspreker Koen Daniëls (N-VA) helemaal rechts terug, terwijl voor Open VLD Maurits Vande Reyde en Tom Ongena in het oog springen, vooral dankzij de vele honderden schriftelijke vragen en commissietussenkomsten. Namens Groen tonen Mieke Schauvliege en co-voorzitter Jeremie Vaneeckhout het meest nadrukkelijk.

Linksonder tot slot bevindt zich de groep parlementairen die zich relatief weinig laten horen in debatten en relatief weinig vragen of interpellaties indienen.

Voor sommigen onder hen zit de verklaring in de recente intrede: zij kunnen in de beperkte tijd dat ze zetelen nooit aan dezelfde cijfers komen als parlementairen die vanaf dag 1 zetelen. Voorbeelden zijn Jeroen Tiebout (N-VA), Onno Vandewalle (PVDA) en Hilâl Yalçin (CD&V).

Naast die nieuwkomers en eerder vernoemde gewettigde afwezigen vinden we linksonder toch ook een aantal bekendere namen terug. Denk aan Filip Dewinter voor Vlaams Belang, Annick De Ridder voor N-VA, Els Ampe voor Open VLD, Conner Rousseau voor Vooruit of Meyrem Almaci voor Groen.

N-VA-voorzitter Bart De Wever is dan weer het 'minst actieve' parlementslid. Hij kwam tijdens deze legislatuur nog niet aan het woord als volksvertegenwoordiger en stelde welgeteld één schriftelijke vraag: over de Frans Tijsmanstunnel onder het Kanaaldok in Antwerpen.

De burgemeester van Antwerpen krijgt geregeld kritiek voor zijn afwezigheid. Als voorzitter van de grootste partij heeft hij het parlement niet nodig om invloed te hebben op de regering, terwijl hij ook een forum in de media heeft.

Politicoloog Nicolas Bouteca (UGent) ziet veel harde werkers die onbekend zijn bij het grote publiek. ‘De Vlaams Belanger Filip Brusselmans stelt veel vragen, maar is veel minder bekend dan Dewinter. En wie kent Schryvers, Bothuyne of Ongena? Zij krijgen misschien te weinig media-aandacht’, zegt hij. ‘Daarnaast hebben we veel middelmatige parlementsleden. Het groepje toppers is beperkt tot 25. Daarom stelde De Wever in een formatienota in 2019 al een verkleining van het parlement voor.’

De vloek van een grote fractie

Van alle fracties heeft CD&V het grootste aandeel ijverige parlementsleden. 11 van de 19 CD&V-parlementsleden zitten boven de mediaan voor vragen en tussenkomsten (rechtsboven). Van de coalitiepartners is vooral het verschil met de N-VA groot. Die partij heeft het minste ijverige en het meeste passieve leden van de meerderheid (linksonder). In de analyse wordt Liesbeth Homans (N-VA) niet meegerekend, omdat ze als parlementsvoorzitter geen tussenkomsten mag doen.

Dat de N-VA-fractie gemiddeld minder actief is, heeft deels te maken met de omvang ervan. Hoe meer volksvertegenwoordigers in één fractie, hoe meer het thematische werk verdeeld moet worden. Terwijl parlementsleden van een kleine fractie als de PVDA over een brede waaier onderwerpen vragen kunnen stellen, is de ruimte in een grote fractie beperkt. Dat laat N-VA'ers wel toe een diepere expertise op te bouwen.

'We zijn de leidende partij in de meerderheid, waardoor onze individuele parlementsleden af en toe minder zichtbaar zijn. Belangrijker dan de streepjes voor de parlementsleden is dat we de samenhang tussen de meerderheidspartijen bewaken en bewaren', zegt fractieleider Wilfried Vandaele. 'Wij hebben ook de meeste ministers met de meeste bevoegdheden, die zich in de eerste plaats profileren.'

Omdat ze meer carte blanche heeft, telt de oppositie gemiddeld meer ijverige parlementsleden dan de regeringspartijen. In de oppositie springt het hoge aandeel ijverige parlementsleden bij Groen in het oog: de helft stelt relatief veel vragen en is vaak te horen in parlementaire debatten.

Vlaams Belang heeft vooral veel vragenstellers, maar minder ijverige parlementsleden. Dat het verkiezingssucces een onverwachte instroom opleverde, is daar mogelijk niet vreemd aan. Voor de PVDA zijn de conclusies weinig representatief. De fractie bestaat maar uit vier leden. Een van hen, Onno Vandewalle, legde pas onlangs de eed af, waardoor hij nog niet veel vragen of tussenkomsten op de teller kan hebben.

De oppositie neemt veel initiatief, maar zonder succes

De volksvertegenwoordigers vormen ook de wetgevende macht. Ze kunnen voorstellen tot decreet, resoluties en moties indienen. Met zowel moties als resoluties kan het parlement aanbevelingen doen aan de regering. Met een motie kan ook het vertrouwen in de regering opgezegd worden. Het ene voorstel kost meer tijd en moeite dan het andere, maar in deze analyse wegen alle initiatieven even zwaar door. Conceptnota's en amendementen - zoals opmerkingen op decreten - laten we buiten beschouwing.

Het staat alle 124 leden van het Vlaams Parlement in principe vrij om initiatieven voor nieuwe decreten of resoluties in te dienen. Maar lang niet iedereen maakt daar in dezelfde mate gebruik van.

Alle parlementairen schalen op basis van het aantal geformuleerde en ingediende voorstellen toont meteen hoe groot het verschil binnen het halfrond is. Sommigen komen intussen aan meer dan 60 voorstellen, anderen stelden nog niets voor. Vlaams Belang-kopstuk en fractieleider Chris Janssens is met 132 initiatieven de absolute primus, meer dan de helft daarvan zijn moties.

Het verschil in aantal parlementaire initiatieven tussen de meerderheidsfracties en oppositiepartijen valt op. Op Wilfried Vandaele (N-VA) en Willem-Frederik Schiltz (Open VLD) na bestaat de top-10 aan initiatiefnemers volledig uit leden van de oppositie. Vooral bij Groen probeert men veel, met Jeremie Vaneeckhout, Mieke Schauvliege en Johan Danen als voornaamste figuren. Ook Hannelore Goeman en Hannes Anaf van Vooruit nemen veel initiatief.

Decreten, resoluties en moties zijn vaak het resultaat van teamwork en worden bijna altijd door meerdere parlementsleden samen ondertekend - al gebeurt dat zelden over meerderheid en oppositie heen. Ook staat er duidelijk een Chinese muur rond het Vlaams Belang. Gevolg: bij geen enkel van de 675 door de partij ingediende voorstellen werkte een Vlaams Belanger samen met iemand van een andere partij.

Dat er amper tot niet 'over het gangpad' heen wordt samengewerkt, blijkt ook uit de succesratio van de parlementairen. We spreken over een succesvol initiatief als het voorstel tot decreet uiteindelijk leidt tot publicatie in het Staatsblad of als de resolutie of motie werd aangenomen in de plenaire zitting. Let wel: niet alle ingediende voorstellen konden al het volledige traject doorlopen.

Succesratio

0% 100%

Toch is het verschil in succes tussen initiatieven uit de meerderheid en die van de oppositie frappant. Van alle parlementsleden die een voorstel indienden, haalt geen enkel oppositielid een succesratio van meer dan 50 procent. Annick Lambrecht (Vooruit) komt aan 41 procent (14 van de 34 initiatieven raakten gestemd, red.) en is daarmee de eerste in rij uit de oppositie. Uit de meerderheid doen tot nog toe 65 leden 'beter'.

Parlementairen van Vlaams Belang en PVDA die initiatieven nemen, blijven voorlopig steken op een succesratio van 0 procent, ondanks vaak verwoede pogingen en tientallen voorstellen. Voor niet één van zijn meer dan 130 initiatieven vond Chris Janssens voldoende medestanders, de 54 voorstellen van Jos D'Haese waren eenzelfde lot beschoren.

Bij N-VA, CD&V en Open VLD ligt de succesratio vanzelfsprekend een stuk hoger. Sommigen halen zelfs de volle 100 procent, al heeft dat veelal te maken met een beperkt aantal voorstellen. Toch zijn er ook voorbeelden als Robrecht Bothuyne, Peter Van Rompuy en Vera Jans (allen CD&V), Wilfried Vandaele, Koen Daniëls en Andries Gryffroy (allen N-VA) of Willem-Frederik Schiltz (Open VLD). Zij legden deze legislatuur elk minstens 30 voorstellen neer en haalden een succesratio van 90 procent of meer.

Zwijgakkoord

Het toont volgens politicoloog Benjamin de Vet (UGent) de enorme invloed van het zwijgakkoord, een afspraak tussen de coalitiepartners dat ze geen voorstellen indienen zonder elkaars fiat. 'De slaagkans van meerderheidsvoorstellen is ongezien hoog. In de Kamer is er geen zwijgakkoord. Daar dienen meerderheidspartijen veel meer in, maar liggen de voorstellen gewoon stof te vergaren.'

Hoe democratisch een zwijgakkoord is, is voer voor discussie. Het moet vermijden dat initiatieven van de meerderheid alle kanten opschieten, maar beperkt de bewegingsruimte van parlementsleden en sluit realisaties van de oppositie bijna volledig uit. Stilaan komen barstjes in het zwijgakkoord: de CD&V'er Rombouts stemde woensdag tegen een decreet van de regering, terwijl de liberaal Vande Reyde eerder al een voorstel indiende zonder fiat van de christendemocraten.

Een cijferanalyse geeft een belangrijke indicatie van wat parlementsleden doen, maar schetst niet het hele verhaal. Een minister op de rooster leggen of een onderzoekscommissie uitlokken kost meer moeite dan een medewerker een schriftelijke vraag laten schrijven, maar weegt in een cijferanalyse even zwaar door.

Hetzelfde geldt voor een voorstel uit de losse pols tegenover een dat de juridische gevolgen zorgvuldig in kaart brengt en dat finaal goedgekeurd geraakt. En terwijl de functie van wetgever en controleur van de regering kwantitatief in kaart kan worden gebracht, is dat niet zo voor de rol als vertegenwoordiger van het volk. 'Kaart het parlementslid de juiste problemen aan? Heeft hij een goed netwerk? Staat hij dicht bij de mensen? Dat zijn ook belangrijke functies, die niet in cijfers te vatten zijn', zeggen Bouteca en de Vet.