Interactief
Het inflatiecijfer in ons land mag dan wel zakken, de hogere prijzen voor tal van dagelijkse producten houden wel aan. Van boter, kaas en eieren in de supermarkt tot een tweedehandsauto.
Door Olaf Verhaeghe, Thomas Roelens, Thomas Segers en Raphael Cockx 30 Januari 2023
Voor de derde maand op rij ligt de inflatie in België lager dan een maand eerder. In januari is het inflatiecijfer gezakt naar 8,05 procent, 2,3 procentpunten lager dan in december vorig jaar. De daling ligt in de lijn van de verwachtingen. Het Planbureau gaf eind vorig jaar expliciet aan dat de piek van de stijgende levensduurte achter ons ligt.
Hoewel de stijging van de levensduurte de jongste maanden vertraagt, blijft het inflatiecijfer hoog. Dankzij de automatische loonindexering in ons land - de belangrijkste maatregel om de koopkracht te beschermen - kunnen de inkomens wel gelijke tred houden. Maar ook al volgen de lonen en uitkeringen het inflatieniveau, aan de kassa of op eindafrekeningen zijn prijsstijgingen van de voorbije maanden voelbaar.
Bron: Statbel - Analyse: De Tijd
Globaal gesproken mikken centrale banken met hun monetair beleid op een inflatie die jaar op jaar om en bij 2 procent bedraagt. Met iets meer dan 8 procent zitten we dus nog altijd zo'n vier keer boven de doelstelling. Naast het hoge algemene inflatiecijfer zijn de prijsstijgingen ook wijdverspreid. Er zijn amper producten of diensten die gespaard blijven. Meer dan een derde van de producten in de korf is zeker 10 procent duurder dan een jaar geleden. Voor twee op de drie producten en diensten liggen de prijzen minstens 5 procent hoger dan begin vorig jaar.
Bovendien komt elke prijsstijging vanaf nu boven op de inflatie die al hoge toppen scheerde. Het huidige inflatiecijfer maakt de vergelijking met januari 2022, een moment waarop de prijzen al fors opgelopen waren. In de jaren daarvoor kabbelde de inflatie eerder rustig op en neer. De aanhoudende klim ten opzichte van januari 2021 leidt ertoe dat het leven in twee jaar ruim 16 procent duurder werd. Zo'n stijging verwacht je normaal in acht jaar.
Wie in januari 2021 exact 1.000 euro uitgaf aan de doorsneebehoeften - huur, rekeningen, voeding in de supermarkt, kledij en een restaurantbezoek bijvoorbeeld - had een jaar later al 1.076 euro nodig. Vandaag komt datzelfde pakket uitgaven neer op iets meer dan 1.162 euro.
Het inflatiecijfer van vandaag verstopt in die optiek de prijsstijgingen die tot en met januari 2022 al werden doorgerekend. Het verklaart voor een deel waarom consumenten - die voor specifieke producten nog prijzen van pakweg anderhalf jaar geleden in hun achterhoofd hebben zitten - de inflatie als veel hoger aanvoelen.
Uiteraard steeg lang niet alles wat we kopen of gebruiken evenzeer in prijs, wel werd het totale consumptiemandje de voorbije twee jaar een zesde zwaarder. Een prijsstijging voor tweedehandsauto's is met 11,9 procent op jaarbasis bijvoorbeeld al vrij stevig. Maar wie vandaag een tweedehandswagen koopt, betaalt bijna 30 procent meer dan begin 2021.
Zoals tweedehandsauto's zijn er nog een aantal producten en diensten met een kloof tussen de prijsstijgingen op één jaar en die op twee jaar. Voor benzine, diesel en elektriciteit is het gat tussen de jaar-op-jaarinflatie en de tweejaarsinflatie veruit het grootst.
Dat laatste heeft veel te maken met het moment én het tempo van de prijsstijgingen van brandstoffen en energieproducten. Die categorieën vormden in het najaar van 2021 samen de motor van de algemene inflatie. In de eerste helft van vorig jaar ging dat tempo nog verder de hoogte in, gevoed door de oorlog in Oekraïne en de groeiende onzekerheid over de bevoorrading.
In vergelijking met januari 2021 zijn de prijzen voor gas, elektriciteit en andere huishoudelijke brandstoffen bijna verdubbeld, een absolute uitschieter in de binnenlandse indexkorf. Maar die forse tweejaarsinflatie voor energieproducten is bijna volledig toe te schrijven aan de forse stijgingen in de eerste twaalf maanden.
Intussen is de controle over de energiefactuur grotendeels teruggewonnen, enerzijds een gevolg van de relatieve kalmte op de internationale energiemarkten, anderzijds dankzij de miljarden euro's aan overheidstussenkomsten. Aardgas is in vergelijking met januari 2022 zelfs goedkoper geworden. Maar terwijl de bijdrage van energie aan de totale inflatie stilaan afzwakt, winnen prijsstijgingen in andere hoeken van de economie wel nog aan kracht.
Niet in het minst bij de voedingsproducten. Een winkelkar vol eten is in vergelijking met twee jaar geleden 20 procent duurder. In tegenstelling tot de energie-inflatie is het overgrote deel van die evolutie toe te wijzen aan prijsstijgingen in het laatste jaar. Voor producten als boter, eieren, aardappelen en volle melk ligt de tweejaarsinflatie boven of rond de 30 procent, telkens nagenoeg uitsluitend te wijten aan prijsstijgingen in het laatste jaar.
Naast voeding werden nog een resem andere producten en diensten vooral in 2022 duurder. Denk aan speelgoed of fietsen, maar ook de huur van een woning, kledij en reizen.
Omgekeerd leiden recente prijsdalingen ertoe dat de eerdere opmars van diesel en benzine, maar ook tabak en alcohol uit het huidige inflatiecijfer lijken te verdwijnen. Op iets langere termijn zijn ook die zaken echter fors duurder geworden, tot soms 30 procent in twee jaar.