Met stilgevallen groei, dure energie, verouderde infrastructuur en een krappe arbeidsmarkt wacht de nieuwe Duitse regering na de verkiezingen van komende zondag een kolossale opdracht. Hoe staat de grootste economie van Europa ervoor en wat zijn de werven?
Door Pieter Lambrecht, Laurens Dekock, Olaf Verhaeghe en Raphael Cockx 22 Februari 2025
'Mehr Fortschritt wagen', ofwel: omarm de vooruitgang. Met dat credo kwam de Duitse bondskanselier Olaf Scholz eind 2021 aan het hoofd van een onuitgegeven coalitie van sociaaldemocraten (SPD), groenen en liberalen. De eerste Duitse regering met drie partijen sinds 1957 zou de grootste economie van Europa moderniseren en een nieuw groen wirtschaftswun-der inleiden. Maar nog geen drie jaar en een recessie later had de Ampelkoalition zichzelf door tal van interne twisten vakkundig in de gracht gereden. Een begrotingsdiscussie deed het project in november vorig jaar finaal crashen.
Zondag beslissen 59,2 miljoen stemgerechtigde Duitsers bij vervroegde verkiezingen wie de komende vier jaar de sleutels in handen krijgt. De christendemocratische CDU van kanselierskandidaat Friedrich Merz ligt in de peilingen op kop, maar dreigt afhankelijk van hoeveel kleinere partijen de kiesdrempel halen straks opnieuw complexe coalitiegesprekken te moeten voeren. Een klassieke grote coalitie met de centrumlinkse SPD is een optie, maar zonder meerderheid komen de door de CDU verketterde groenen wellicht ook weer aan tafel. Hoe staat 's werelds derde industrienatie er aan de vooravond van 'Wahlsonntag' voor en welke uitdagingen wachten de nieuwe regering?
In de schemerzone tussen stagnatie en recessie, dat blijft de treffende omschrijving van ING-hoofdeconoom Carsten Brzeski voor de toestand waarin de Duitse economie kort na het aantreden van Scholz is gesukkeld.
Bron: AMECO databank
In de tien jaar voor de coronapandemie groeide het Duitse bruto binnenlands product (bbp), gecorrigeerd voor inflatie jaarlijks gemiddeld met een kleine 2 procent.
Die lijn doortrekken na 2020 zou de Duitse economie, de grootste van de Europese Unie, ruim een derde groter maken dan ze kort na de kredietcrisis in 2009 was.
De pandemie was net als in de rest van de wereld een klap. Die tik kwam de Duitse economie nooit meer echt te boven.
In 2022 groeide het bbp nog licht, maar 2023 en 2024 waren de eerste opeenvolgende krimpjaren sinds begin deze eeuw. In de afgelopen vijf jaar steeg het Duitse bbp nog met amper 0,4 procent, tegenover bijna 5 procent in de eurozone en meer dan 12 procent in de VS.
In hetzelfde groeitempo als voor 2020 was de Duitse economie ruim 7,6 procent groter geweest dan de uiteindelijke realiteit, leert een analyse van De Tijd. Een nieuwe daling in 2025 zou een rampscenario zijn, al gaan economen voorlopig uit van een minimale economische groei.
Het contrast tussen het Duitse gesputter en de prestaties van omliggende landen en andere grote economieën is groot. Die doen het voor een gelijkaardige berekening een stuk beter. Het Belgische bbp ligt 0,2 procent hoger dan waar we zouden staan als de groeitrend van voor corona had doorgezet. Ook Nederland is een positieve uitschieter, terwijl de Verenigde Staten en Spanje ongeveer op hun precoronagroeipad zitten. Ook Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk worstelen met het herstel, maar niet zo erg als Duitsland.
Of een nieuwe Duitse regering de trend kan keren, is ook voor ons land van belang. Als Europees trekpaard blijft Duitsland veruit de belangrijkste Belgische exportpartner. Volgens de jongste update van de Nationale Bank exporteerde ons land in de eerste elf maanden van 2024 voor 84,6 miljard euro naar Duitsland, 7,6 procent minder dan in dezelfde periode het jaar voordien.
De belangrijkste reden voor de economische stilstand is de malaise in de Duitse industrie. Die is, meer dan elders in Europa, voor de Bondsrepubliek nog altijd de motor waarop de economie draait en goed voor ruim een vijfde van het bbp. Tegenover 2017 ligt de industriële productie 10 procent lager. Vooral energie-intensieve sectoren zoals de chemie- en de staalproductie kregen de voorbije jaren klappen, net als de Duitse autobouwers. Bekend zijn de zware ontslagrondes bij reuzen als BASF, ThyssenKrupp en vooral de omstreden sluitingen bij de autotrots Volkswagen.
Tegenover de vrees voor verdere deïndustrialisering staat de nuance dat de toegevoegde waarde wel op peil is gebleven. In een rapport stipte het Internationaal Monetair Fonds (IMF) vorig jaar aan dat veel sectoren zich hebben aangepast door over te schakelen op producten met een hogere toegevoegde waarde en minder tussenproducten te gebruiken. Cijfers van Eurostat bevestigen die trend. De toegevoegde waarde is veel minder sterk gedaald dan de industriële productie zelf. Dat wijst erop dat Duitse bedrijven per eenheid productie relatief meer waarde creëerden.
Positief in dat verband is ook dat de productie van batterijen en accu's de afgelopen vijf jaar het sterkst is gestegen. Beide zijn cruciaal in groeisectoren voor de groene transitie, terwijl Duitsland Europees ook vooroploopt bij de aanvraag van patenten in cleantech. De op een na sterkste stijging zat in de productie van wapens en munitie. Door de geopolitieke omwentelingen en de versnelde bewapening en investeringen in defensie liggen ook daar groeikansen voor de Duitse industrie. Vooral omdat de rest van Europa zijn defensieaankopen om strategische redenen mogelijk minder in de rest van de wereld zal doen.
De industriële terugval is in grote mate te verklaren door de explosie van de energieprijzen na de Russische inval in Oekraïne. Duitsland teerde jaren op goedkoop Russisch gas, tot de Russische president Vladimir Poetin begin 2022 de kraan dichtdraaide. De groene minister van Economie, Robert Habeck, ging via de import van vloeibaar aardgas en de heropstart van vervuilende kolencentrales koortsachtig op zoek naar vervangcapaciteit, ook al omdat de laatste kerncentrales in 2023 onherroepelijk dichtgingen.
Habecks verdienste is dat het horrorscenario van black-outs is uitgebleven. Maar Duitsland betaalt wel de hoogste stroomprijzen in heel Europa. Tussen 2018 en 2023 zijn die met 40 procent toegenomen. Ook de gasprijs ligt nog altijd boven het Europese gemiddelde.
De dure energie joeg de inflatie naar recordhoogtes en beukte in op de koopkracht van de gezinnen, wat in belangrijke mate verklaart waarom de regering-Scholz zondag wellicht wordt afgestraft. Daarnaast vrat dure energie aan de concurrentiekracht van de bedrijven, al probeerde de regering dat effect in te dammen door bedrijven die energie-intensief of internationaal concurrentieel zijn grote kortingen te geven.
Maar de grote hoop is toch vooral dat de 'Energiewende', de overstap naar minder vervuilende energiebronnen, alsnog een succes wordt en de prijzen weer lager duwt. Duitsland heeft de ambitie om tegen 2030 80 procent van zijn energieconsumptie uit hernieuwbare bronnen zoals zonnepanelen of windmolens te halen. In 2023 kwam de energieproductie al voor meer dan de helft (53,3%) uit hernieuwbare bronnen, een stuk meer dan in de rest van Europa. Uit een berekening van De Tijd blijkt dat in het groeitempo van 2020 tot 2023 de doelstelling voor 2030 gehaald wordt.
Duitsland maakt vaart omdat het gewied heeft in de vergunningsregels voor groene energie-infrastructuur, onder meer door het moeilijker te maken om die vergunningen aan te vechten. Tegelijk moeten nog gigantische investeringen in stroomnetten en hoogspanning volgen. Alleen al 50Hertz, de Duitse Elia-dochter en een van de vier netbeheerders in het land, moet de komende vijf jaar 20 miljard euro in hoogspanningsinfrastructuur investeren.
Of er een hervorming komt van de schuldenrem is na zondag wellicht de belangrijkste vraag in de Duitse politiek. Die grondwettelijke vertaling van de Duitse budgettaire obsessie schrijft voor dat het structurele tekort op de begroting jaarlijks niet meer dan 0,35 procent van het bbp mag belopen. Het gevolg is een gezonde schuldgraad van iets meer dan 60 procent, maar vooral een infrastructuur die door een gebrek aan investeringen in bijzonder slechte staat is.
Bron: AMECO databank
We tonen alle Europese lidstaten naargelang van hun overheidsuitgaven. Het gemiddelde voor de Europese Unie voor dat overheidsbeslag lag in 2024 op 47,3 procent.
Met een overheidsbeslag van 47,9 procent van het bbp liggen de Duitse overheidsuitgaven in verhouding tot hun economische gewicht in de buurt van dat EU-gemiddelde. Ter vergelijking: de Belgische en de Franse overheidsuitgaven liggen gevoelig hoger.
De totale overheidsuitgaven dienen onder meer voor de sociale zekerheid, de ambtenarenlonen en defensie, maar ook voor investeringen in infrastructuur. Ook op die parameter kunnen we de Europese landen tegenover elkaar afzetten.
Terwijl Frankrijk vorig jaar meer dan 4 procent van het bbp aan gerichte overheidsinvesteringen in infrastructuur spendeerde, blijft Duitsland achter met 3 procent. België zit in eenzelfde groepje, eerder achteraan in het Europese peloton.
Ook de voorbije jaren bleef Duitsland qua infrastructurele investeringen achter op de rest van Europa. Alleen Cyprus en Ierland doen het daar in verhouding tot hun economie minder goed.
Volgens een projectie van de Europese Commissie blijft Duitsland ook in 2025 een laagvlieger met het plan om amper 2,9 procent van zijn bbp in infrastructuur te investeren, terwijl het overheidsbeslag niet expansief is en net ruimte laat voor investeringen.
Nochtans zijn volgens de Duitse econoom Lars Feld alleen al voor wegenwerken, energie-infrastructuur en het spoor de komende jaren voor 400 miljard euro publieke investeringen nodig. 4.000 bouwvallige bruggen zijn toe aan herstel. En de industriefederatie BDI pleit voor een investeringsprogramma van 1.400 miljard euro in onder meer infrastructuur, waarvan 460 miljard van de overheid moet komen. Volgens experts ligt daar een cruciale hefboom voor een verhoging van de productiviteit en extra groei.
Wellicht de meest in het oog springende uitwas van de Duitse onderinvesteringen in infrastructuur is de ooit zo om zijn punctualiteit geroemde Deutsche Bahn. De stiptheidscijfers van de Duitse treinen zijn in elkaar gestort. Het aandeel langeafstandstreinen dat niet meer dan zes minuten vertraging heeft, is gedaald naar 62,7 procent. De inschatting is dat de spoorwegmaatschappij de komende jaren 45 miljard euro nodig heeft om te moderniseren.
Maar ook sociale huisvesting, digitalisering, telecom, onderwijs en defensie zijn investeringswerven. De regering-Scholz kwam haar belofte om jaarlijks 400.000 extra woningen te bouwen niet na, terwijl de koop- en de huurprijzen vooral in grote steden hoog blijven. Duitsland dondert op internationale onderwijsrankings in sneltempo omlaag, treuzelt bij de uitrol van een 5G-netwerk voor supersnel mobiel internet en fnuikt ondernemerschap door overvloedige regelgeving.
In defensie is met de Zeitenwende, een investering van 100 miljard euro in het jarenlang kapotbespaarde Duitse leger, een inhaalbeweging gemaakt. Maar de rekrutering van soldaten en de verstikkende bureaucratie blijven problematisch.
Dat zondag opnieuw ruim een miljoen minder Duitsers stemgerechtigd zijn dan in 2021 zegt ook iets over de vergrijzing en de demografische uitdaging waarvoor het land staat. Een almaar kleinere beroepsbevolking moet de komende decennia instaan voor alleen maar groeiende pensioenuitgaven. Net op dat punt bleek de onenigheid tussen de CDU en de SPD, die straks wellicht regeringsonderhandelingen voeren, in de campagne het grootst.
De krapte op de arbeidsmarkt is groot. Vandaag is een recordaantal van 46 miljoen Duitsers aan het werk, maar de inschatting van Marcel Fratzscher, de voorzitter van het economisch onderzoeksinstituut DIW, is dat door de vergrijzing de komende tien jaar netto 5 miljoen mensen uit de arbeidsmarkt stromen. Er zijn nu al 1,7 miljoen vacatures, met vooral in de bouw nijpende tekorten. Hoopvol is dat Duitsland stappen zet in robotisering, wat met een krimpende beroepsbevolking interessant is om de productiviteit in de industrie, maar ook in de gezondheidszorg op peil te houden.
Toch moet volgens Fratzscher ook de olifant in de kamer benoemd worden: Duitsland moet meer inzetten op arbeidsmigratie. Dodelijke aanslagen door asielzoekers zonder papieren in enkele Duitse steden maakten van migratie het belangrijkste campagnethema. Daar profiteerde vooral het radicaalrechtse AfD van, de tweede partij in de peilingen. De CDU probeerde dat krampachtig te counteren door het eigen migratiediscours te verharden.
Het AfD, dat als eurokritische partij begon, nam vooral na de opvang van een miljoen Syriërs in 2015 een hoge vlucht. De oorlog in Oekraïne leidde tot een nieuwe piek in migratie naar Duitsland, maar in 2023 viel dat cijfer sterk terug. Met de druk van een naar verwachting versterkte AfD-fractie in het Duitse parlement wacht de nieuwe regering straks het titanenwerk de asieldruk te beheren, de maatschappelijke onrust over migratie weg te nemen en tegelijk de schreeuw van de bedrijven naar verse arbeidskrachten, onder meer via migratie, in te willigen.