Interactief
Van Manchester City over Lyon tot Patro Eisden: almaar meer voetbalclubs worden mondiaal onderdeel van consortia die eigenaar zijn van meerdere teams. Achtergrond bij de aanhoudende koopwoede in het topvoetbal.
Door Dries Bervoet, Thomas Segers en Olaf Verhaeghe 2 Mei 2023
Het is de opvallendste trend in het topvoetbal. Dat krijgt het aangezicht van een spinnenweb met clubs die via dezelfde eigenaar met elkaar verbonden zijn. Minstens 190 clubs maken deel uit van zo’n ‘multi-club ownership’-model (MCO), leert onderzoek van De Tijd. Wereldwijd is sprake van zeker 62 holdings die twee of meer clubs in portefeuille hebben. In de cijfers zitten zowel clubs die volledig onder controle staan van één partij maar ook die waarin een minderheidsparticipatie is genomen.
De cijfers liggen in lijn met het recentste jaarrapport van het kenniscentrum van de Europese voetbalbond UEFA. Dat vond wereldwijd meer dan 180 clubs die in 2022 een onderdeel waren van een netwerk in het profvoetbal. Het cijfer ligt opvallend hoger dan in 2012 (40) en in 2018 (ongeveer 100).
Het aantal MCO-clubs is vrijwel zeker een onderschatting. Van een aantal clubs is wellicht niet geweten dat ze in een netwerk zitten omdat hun eigenaar daar niet mee te koop loopt. De Tijd duikt in de belangrijkste consortia, hun clubs en waarom het multiclubmodel de komende jaren alleen maar populairder wordt in het topvoetbal.
De City Football Group is de moeder boven de Engelse grootmacht Manchester City. De joint venture van het emiraat Abu Dhabi en het Amerikaanse investeringsfonds Silver Lake is met 13 clubs de grootste en meest in het oog springende voetbalholding ter wereld.
De City Group is het geesteskind van zijn Spaanse topman Ferran Soriano. Hij bouwt er wat hij in zijn tijd bij FC Barcelona niet mocht: een model met mondiale franchises naar het voorbeeld van McDonald’s. Dat moet het merk van de moederclub Manchester City helpen te versterken en verspreiden op vier continenten.
De City Group kiest strategisch voor landen die commercieel en politiek belangrijk zijn voor de Emiraten, zoals China, India en de VS. Tegelijk bezit de groep clubs die als stofzuigers van talent fungeren in traditionele voetballanden en -regio’s als Spanje, Italië, Zuid-Amerika en België (Lommel SK).
Red Bull is naast de City Group het bekendste voorbeeld van multiclubownership. De Oostenrijkse frisdrankreus geldt als de pionier van het model om meerdere clubs te bezitten. Red Bull wordt in de markt gezet als een voetbalfilosofie die met alle clubs op dezelfde manier scout, opleidt en speelt.
Via satellietclubs in Brazilië en de VS, een tweedeklasser en een eersteklasser in Oostenrijk vormt de groep een piramide om talent langzaam te rijpen voor de moederclub: het Duitse Leipzig. Die dient als uitstalraam om de afgewerkte producten voor tientallen miljoenen door te verkopen aan de absolute Europese top.
Het bekendste Red Bull-product is Man City-spits Erling Haaland, al was die zo goed dat hij direct van satelliet Salzburg naar de topclub Dortmund vertrok. De Franse verdediger Dayot Upamecano maakte via Salzburg wel de stap naar Leipzig, om uiteindelijk naar Bayern te vertrekken.
Red Bull is niet alleen een sportief project. Het is ook een instrument voor mondiale marketing van het merk Red Bull via shirts, merchandise en exposure via tv en sociale media.
Een opvallende nieuwe en actieve speler is het Amerikaanse 777 Partners. Dat investeringsfonds van Josh Wander heeft een minderheid in Sevilla en is de eigenaar van Genoa, Red Star in Parijs, Hertha Berlijn, Vasco da Gama, Melbourne Victory en sinds vorig jaar de Belgische traditieclub Standard. 777 zou ook dicht bij een overname van Everton staan.
Bij 777 is voorlopig moeilijker in te schatten wat het plan is. Er is niet echt één moederclub zoals Man City of Leipzig met daaronder satellietclubs voor de aan- en doorvoer van talent.
Standard is verre van een trendsetter in het Belgische voetbal. De helft van de 18 eersteklassers en zes van de acht echte tweedeklassers - de andere vier zijn belofteploegen van topclubs - zijn bijhuizen van buitenlandse eigenaars met meerdere clubs. Zelfs de derdeklasser Patro Eisden is deel van een buitenlands netwerk.
België is populair omdat het als voetballand een regel- en belastingparadijs is. Verlaagde loonlasten en een soepeler toegang voor voetballers van buiten de EU maken ons land tot een goedkope talentenfabriek. Aanlokkelijk voor investeerders die jong talent willen rekruteren, opleiden en met winst doorverkopen.
Het wedervaren van KV Oostende toont de schaduwkant van het franchisemodel. Drie jaar na de overname door een consortium onder aanvoering van de Amerikaan Paul Conway flirt de club met het faillissement. Ook de zes andere clubs in het netwerk – van Frankrijk tot Denemarken en Nederland – vielen op door een degradatie of slechte resultaten.
Het alternatief voor een faillissement is dat Oostende snel in een ander netwerk belandt. Er is interesse van de eigenaars van de Engelse clubs Bournemouth en Wolves, beiden al in een netwerk. Ook aan AA Gent, KV Kortrijk, Charleroi en Zulte-Waregem is of wordt gesnuffeld door buitenlandse voetbalholdings.
De opmars van het franchisemodel is direct verbonden met de koopwoede onder Amerikaanse investeerders. Ze kopen op ongeziene schaal clubs - wat ook te maken heeft met de zware coronaverliezen de voorbije seizoenen - en houden het doorgaans niet bij één team.
De Hollywoodentrepreneur John Textor kocht in vrij korte tijd via zijn Eagle Football Holdings de traditieclubs Olympique Lyon, Botafogo en het Belgische RWDM, nadat hij eerder een stuk van het Engelse Crystal Palace had binnengehaald. Hij aasde ook op Benfica.
De Amerikanen zijn vaak investeringsfondsen of miljardairs die fortuin vergaarden in de financiële industrie. Gerry Cardinale, de eigenaar van Milan, Toulouse en ook een investeerder in Liverpool, is de oprichter van het miljardenfonds RedBird.
David Blitzer, ex-partner bij het fonds Blackstone en onder meer via Global Football Holdings onder meer gelinkt met Waasland Beveren, is een goed voorbeeld van hoe de Amerikanen vaak investeren. Niet één partij koopt alles, maar grote clusters investeerders hebben vele kleine pakketjes. Die gaan ook vlot van hand tot hand.
De consortia rukken ook op in de Engelse Premier League. Door haar commerciële dominantie wil iedereen in die competitie zijn. De holdings willen een Engelse club als sterbedrijf in de portefeuille, met filialen in kleinere competities als toeleverancier van talent.
De brexit speelt ook een rol. Engelse clubs kunnen overzees geen spelers onder 18 meer onder contract leggen. Boven 18 zijn er strengere sportieve criteria om een werkvergunning te krijgen. Clubs in België of Portugal dienen als wachtkamer tot het talent recht krijgt op een overstap naar Engeland.
De nieuwe Amerikaanse eigenaars van Chelsea boden al op Straatsburg en Portimonense. En ook de investeerders achter topclubs Liverpool en Arsenal zouden speuren naar buitenkansjes.
Alles wijst erop dat het MCO-model alleen aan populariteit zal winnen. Dat heeft voor een stuk te maken met de Amerikaanse influx. De VS kennen geen piramide van competities zoals in het Europese voetbal. De grote sporten bestaan uit één competitie waarbij elk team een satelliet heeft voor talentontwikkeling. Dat model met ‘farmteams’ lijken Amerikaanse investeerders ook op ons voetbal te willen toepassen.
Met meerdere clubs kunnen eigenaars ook de kosten en risico’s spreiden. Het is goedkoper commerciële, technische en andere functies door dezelfde mensen voor meerdere clubs te laten doen. Een financiële tegenslag als de degradatie van één club kan gecompenseerd worden via de andere teams. Omgekeerd vergroot je met meer clubs ook de kans op een lucratieve promotie. De consortia kunnen sponsors ook deals aanbieden voor meerdere clubs en landen.
Clubs zijn ook interessante vehikels geworden om regels over financiële fairplay - een soort uitgavenplafond - te omzeilen. Een dure speler kopen via Lommel of Troyes weegt niet op de boekhouding van Manchester City. Door in het netwerk met spelers te schuiven kan ook boekhoudkundige winst op die operaties worden ingeschreven om ruimte te maken voor belangrijke transfers.
Al is er ook forse tegenstand. Puristen vinden dat competitievervalsing om de hoek loert als steeds meer clubs met dezelfde eigenaar tegen elkaar uitkomen. Dan spelen snel andere dan puur sportieve belangen.
In veel landen is het verboden eigenaar te zijn van meerdere clubs in dezelfde competitie. Lazio-eigenaar Claudio Lotito moest Salernitana verkopen toen die club naar de Italiaanse eerste klasse promoveerde. Ook Napoli-eigenaar Aurelio de Laurentiis zal Bari moeten verkopen mocht die club promoveren vanuit de tweede klasse.
De UEFA verbiedt ook dat clubs in dezelfde invloedssfeer tegen elkaar uitkomen in de Europese competities. Die discussie flakkert opnieuw op sinds de Brit Jim Ratcliffe en een Qatarese bankier in de race zijn voor een overname van Manchester United. Ratcliffe is onder meer eigenaar van Nice en de Qatari wordt gelinkt met het staatsfonds dat eigenaar is van PSG.
Alleen zijn de UEFA-regels behoorlijk uitgehold omdat Red Bull Salzburg en Leipzig toch tegelijk Champions League mochten spelen. Dat was een gevolg van een soepele lezing van de regels over eigenaars en hun controle of invloed over de club.
Opmerkelijk is dat UEFA-topman Aleksander Ceferin de deur in een recent interview nog verder openzette. Hij suggereerde dat de regels mogelijk nog worden versoepeld.